Yang. Jaargang 27
(1991)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Maatstaf en mijter
| |
[pagina 132]
| |
in Vlaanderen blijken samen te vatten in zes namen voor de poëzie en vier maal zes namen voor het proza. (Gruwez, Hertmans, Nolens, Spinoy, Van Bastelaere en Van hee. En Alstein, Berckmans, Brusselmans, Claus, De Kuyper, Demeester, De Wispelaere, Geeraerts, Grauws, Hemmerechts, Hoste, Lanoye, Michiels, Pleysier, Portocarero, Raskin, Robberechts, Spillebeen, Van Babylon, Van Den Broeck, Van Laerhoven, Van Paemel, Van Poucke en Van Rossem.) Wat er moet geschreven worden zijn ‘gewoon goede boeken’. Misschien één van de weinige ogenblikken waarop de persiflage enigszins uit de bocht gaat. Al hoort men door schrijvers of critici wel vaker vertellen dat een goed boek gewoon goed moet zijn, basta. Een al even groteske tautologie waartegen Brems fulmineert is de begripsverwarring die de laatste tijd is ontstaan t.a.v. de term ‘publiek’, op de BRTN ook wel ‘een levend publiek’ genoemd. Het wordt wellicht veroorzaakt doordat een gedeelte van de hedendaagse literatuur niet enkel in boekvorm verkrijgbaar is maar ook als theatervoorstelling of televisieprogramma kan genoten worden. Hoe noem je een lezerspubliek dat geen boeken meer leest? Brems laat de vraag open maar wijst op de contradictie dat een schrijver die publiceert, bang zou zijn voor een lezerspubliek dat wel leest, zeg maar ‘voor een lezend publiek’. Toegegeven, er zal wel een deel frustratie aan de basis liggen van dit hekelschrift. Het neemt niet weg dat de ‘Gedachten’ van Brems een aanklacht vormen tegen mensen als Brems die de waarheid in pacht hebben, het wetenschappelijk denken proberen af te schaffen en brutaal voor de komende generaties uitmaken hoe de geschiedenis van de literatuur er zal uitzien. |
|