Grenzen verleggen
Lut Missinne
Grenzen verleggen is een literatuuroverzicht van het Vlaamse proza in de periode 1970-1986 door Hugo Bousset. Geen gestructureerde bundeling van boekbesprekingen dit keer, zoals dat het geval was met Schreien, schrijven, schreeuwen (1973) en Woord en schroom (1977), maar een tweedelige uitgave. In een eerste deel worden de voornaamste trends van het hedendaagse Vlaamse proza behandeld en een honderdtal Vlaamse auteurs besproken. In een tweede deel, dat nog moet verschijnen, zullen aan de hand van ‘pilootromans’ 28 profielen van de belangrijkste auteurs worden voorgesteld. Er hoort tenslotte ook nog een illustratieve bloemlezing bij dit project: Een uur stilte a.u.b./28 Vlaamse verhalen na 1968.
In de inleiding van Trends omschrijft Bousset zijn werkwijze als redelijk objectief, in de zin van volledig, en tegelijk subjectief, omdat hij in de toon en lengte van de tekstfragmenten zijn persoonlijke voorkeur wil laten doorschijnen. Uit de lengte van de fragmenten voorkeuren afleiden is een hachelijke onderneming, in dit geval des te meer omdat de ‘pilootromans’ wegens hun uitvoerige behandeling in het tweede deel slechts summier aan bod komen. De toon van de besprekingen zegt heel wat meer over de waardeoordelen van de criticus en bovendien formuleert hij zijn voor- en afkeuren herhaaldelijk expliciet. Gelukkig maar, want een persoonlijke visie maakt dergelijk werk voor de lezer een stuk boeiender.
De roman- en verhalenproduktie van de laatste vijftien jaar in Vlaanderen vormt een indrukwekkende lectuurstapel, zeker kwantitatief, en het valt Bousset in dit opzicht dan ook niet kwalijk te nemen dat hij de Noordnederlandse literatuur links heeft laten liggen. Daarvoor geeft hij trouwens ook nog andere dan praktische redenen: in het genre van het vormvernieuwend schrijven, waar zijn voorkeur onmiskenbaar naar uitgaat, is de inbreng van Vlaamse auteurs het grootst. De Noordnederlandse roman bevindt zich volgens hem meer op het spoor van de klassieke, verhalende roman.
Het boek heeft een vierledige structuur, waarbij het tweede en derde hoofdstuk zijn voorbehouden voor de twee hoofdtrends van dit overzicht. Auteurs, van wie de literaire activiteit in vroegere overzichten als therapeutisch en maatschappijkritisch schrijven werden aangeduid, zijn nu onder de noemer ‘Docuroman en autobiografie’ terug te vinden. Onder de titel ‘Taalkritiek en taalcreatie’ wordt proza behandeld, waarin de literaire tekstkwaliteiten belangrijker zijn dan de problematiek, de opus-literatuur, die een artistieke autonomie van het kunstwerk vooropstelt. De bekende namen komen hierin voor: Robberechts, Insingel, Michiels, van de Berge...
In de korte inleiding wordt er vluchtig een link gelegd tussen deze twee richtingen en twee postmoderne tendensen, in de terminologie van Ihab Hassan, ‘indeterminacy’ en ‘immanence’, maar aangezien er verder nog nauwelijks over het postmoderne discours gerept wordt, doet deze oppervlakkige en discutabele verwijzing hier weinig ter zake. Het eigenlijke overzicht start met een soort restcategorie ‘Romanroman’, die doelt op de traditionele roman met een herkenbare verhaalstructuur en een bevestigende wereldvisie. Onder deze groep ressorteren auteurs als Marnix Gijsen, Paul Lebeau, André Demedts, Maria Rosseels, Clem Schouwenaars e.a. en de klassieke schrijvers van het schoolboekenlijstje Ward Ruyslinck, Hubert Lampo en Jos Vandeloo. Het lijken vooral formele en evaluatieve gronden te zijn die deze classifi-