problematiek zeer gemoedelijk en helder weet voor te stellen. Er is in zijn werk geen plaats voor geklaag en pathetiek, maar evenmin voor koele afstandelijkheid en cynisme. Zo beschrijft de eerste tekst Kossmanns verblijf in een hospitaal en alhoewel daar de meest schrijnende gebeurtenissen voorvallen, blijft de tekst opgewekt en hoopvol. De karakteristieke Kossmann-sfeer en -stijl is die van een bijna lieflijke melancholie, een serene ontroering die oog heeft voor al wat ontbreekt en afwezig is, maar zich daarmee verzoend heeft door de liefde voor het aanwezige. De wereld van Kossmann is die ‘van verzoende herinnering’ (p. 71), ‘bewust van en verzoend met mijn gebreken’ (p. 106). Vandaar dat de paradox een van de meest geliefde Kossmann-procedures is. Hij schrijft erover in zijn waardering voor Victor E. van Vriesland (p. 108) en hij hanteert de stijlfiguur ook ten overvloede. Een man met een mislukt leven achter de rug, zit tevreden in een treincoupé, kijkt graag rond naar de akkers en de weiden en laat zich met plezier schommelen (p. 65). En Kloos, daar houdt Kossmann van:
Zelfbedrog, zelfbeklag, zelfoverschatting. Een hopeloos egocentrisch man. Een onuitstaanbaar heerschap. Ik houd oprecht van Willem Kloos. (p. 116) De paradox is hier geen krijsende juxtapositie van onverzoenbare tegenstellingen en geen cynisch spel met dualismen; hij is vanzelfsprekend en onnadrukkelijk omdat hij aanvaard wordt als verzoening.
Als symbool van deze paradoxale verzoening, geldt het Griekse eiland Aigina, dat in elke tekst voorkomt. Enerzijds staat het voor zorgeloze rust, warmte, vriendschap en natuurlijkheid, anderzijds is het een lawaaiierig nest dat ten prooi valt aan de politieke willekeur en de onverschilligheid. Het is bijna een paradijs, maar dan voornamelijk door de herinneringen en de verzinsels. En het is bijna een hel - ‘Ik dacht wel, Van Vriesland citerend: “Is dit geluk, dan ligt pijn vlak daarneven”’ (p. 68).
Als figuur van de paradoxale verzoening, geldt vooral Thomas Mann, die van de paradox een geniale consequentie heeft gemaakt. Uit klein-burgerlijke provincialiteit wist hij een universele kunst te scheppen die uit tegenslagen gunsten puurde:
Thomas Mann heeft een leven geleid van geniale consequentie. Hem werd niets bespaard en alles gegund. Weifelend van constitutie, ongelukkig met zijn biseksualiteit, omstreeks de eerste wereldoorlog lijdend aan zijn erbarmelijke nationalisme, depressief, gedwongen om in verbanning te leven, werkte hij waar dan ook verder aan zijn oeuvre van nerveuze monumentaliteit en stierf op z'n tachtigste. Ik kon me voorstellen dat in Lübeck ‘zijn mens zijn aanvang nam’ om Jan Prins te citeren, in zulke onvermurwbare maar zich over de wereld uitstrekkende provincialiteit. (pp. 30-31)
Ook bij Thomas Mann: het niet aflatende besef van de vergankelijkheid dat slechts in de latere werken aanvaard zou worden. Zoals bij Kossmann, gaat het steeds over de afwezigheid en de dood, maar de terreur van het eeuwige voorbijgaan is gebroken:
Ik voelde mij zoals ik mij wilde voelen wanneer ik dood was. Omdat ik niet geloof in een hiernamaals kan ik er met gemak over fantaseren. Zoals hier behoorde het hiernamaals te zijn. Een lichte koorts beving me, het besef van vergankelijkheid werd een geluksgevoel, ik wist dat je eeuwigheid nu juist ervaart als onmetelijk voorbijgaan, en ik meende dat ik, zittend op die bank, voor eeuwig aan het voorbijgaan was. (p. 26)
In Duurzame gewoonten wijst Kossmann op zijn bronnen en invloeden, bespreekt het ontstaan van zijn literaire werken, maar doorheen alle beïnvloeding van andere literatuur en/of van reële gebeurtenissen, ziet men gaandeweg de auteur Kossmann ontstaan, niet alleen een romanfiguur, maar vooral een schrijver met een eigen en onvergelijkbare wereld en stijl. Daarom is deze verzameling teksten meer dan achtergrondinformatie voor de Kossmann-kenner: ze is vooral een aangename en leerrijke wandeling door een merkwaardig landschap waar kleuren tegelijkertijd contrasteren en versmelten.
Alfred Kossmann, Duurzame gewoonten of Uit het leven van een romanfiguur. Amsterdam: Querido, 1987.