Watapana. Jaargang 4
(1971-1972)– [tijdschrift] Watapana– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |||||||||||||||||
[Nummer 1]Dr. L.F. Triebels:
| |||||||||||||||||
Ontwerp Stageregeling Nederlandse AntillenGa naar eind2)Antilliaanse studerenden in Nederland zijn in het algemeen niet in de gelegenheid tijdens hun studie kennis te nemen, bijvoorbeeld door middel van een stage, van hun toekomstige arbeidsterrein. Waar dit wèl het geval was, lag die mogelijkheid tot nu toe in de privé-sfeer met betrekking tot de financiële middelen en de tijd (vakanties). Doordat er een kloof bestaat tussen de wat eenzijdig Europees-Amerikaanse wetenschapstheorie enerzijds, en de sociaal-culturele werkelijkheid in het Caribisch | |||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||
gebied anderzijds, levert de huidige wetenschappelijke vorming in Nederland geen garantie voor een werkelijk doeltreffende praktijk van de afgestudeerde. Het is voor de Antilliaanse studerende, die niet over de mogelijkheid beschikt om tijdens zijn studie minstens éénmaal een stage te lopen in het Caribisch gebied in het algemeen of op de Nederlandse Antillen in het bijzonder, zeer moeilijk om zijn studieprogramma ook maar enigszins af te stemmen op zijn toekomstige praktijk in een samenleving die in vele opzichten totaal verschilt van Nederland. Dit probleem klemt temeer daar zelfs een zogenaamde literatuurstudie van enige omvang en intensiteit met betrekking tot de Antillen vaak vrijwel onmogelijk is door gebrek aan elementaire gegevens en wetenschappelijke publicaties. Het zou wenselijk zijn om op korte termijn een verbetering tot stand te brengen in deze toestand, waarbij zowèl aan de oriëntatie op het toekomstige arbeidsterrein alsook aan de behoefte aan meer wetenschappelijke publicaties en basisgegevens tegemoet gekomen wordt. De concrete voorstellen voor de genoemde verbetering zijn:
Het op korte termijn realiseren van bovengenoemde voorstellen kan, naast het opheffen van de - in de inleiding vermelde tekortkomingen - bovendien de volgende positieve resultaten opleveren:
| |||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Overwegingen1. In een vorige bijdrageGa naar eind3) werd reeds gewezen op de noodzaak van de aanpassing van het in Nederland geleerde aan de Antilliaanse situatie. Maar een tijdige onderzoeks- of praktijkstage op de Antillen zal de student ook duidelijker inzicht kunnen geven in de vaak totaal andere problematiek op de Antillen die om bestudering vraagt. Het gaat dus niet alleen om aangepaste methoden, maar ook om andere thema's. Niet uitsluitend theoretisch valt te verwachten dat er in het verdere Caribisch gebied soortgelijke problemen als op de Ned. Antillen te vinden zijn. Wat doet men daar, wat voor oplossingen streeft men na; kan men ervaringen uitwisselen, elkaar helpen? Zou men zich misschien door de overeenkomstige problematiek en soortgelijke socio-culturele en raciale achtergronden daar beter thuis voelen? Zou dit misschien tot gevolg hebben dat er minder aanpassingsproblemen en frustraties voorkomen bij studenten? Ad 2. Het is van het allergrootste belang dat het wetenschappelijk stage-programma van de student in overleg met de betrokken hoogleraar of docent tot stand komt. Ofschoon niet verwacht kan en mag worden dat de betrokken docent het gebied kent, moet hij wel de wetenschappelijke problematiek als zodanig kunnen onderkennen en van daaruit aan de student een faire kans geven een onderzoek te doen, zonder daarbij gehinderd te worden door een eenzijdig of te beperkt onderzoeksbeleid zoals dat bij andere instellingen nog wel eens voor komt. Wetenschappelijke vrijheid is een eerste vereiste, erkenning van de problematiek een kwestie van brede wetenschappelijke visie. Het gevaar voor ‘inkapseling’ door plaatselijke deskundigen in het gebied zèlf is niet geheel en al denkbeeldig. Allerlei motieven kunnen daarbij een rol spelen, zoals angst van de niet-academicus of niet-gestudeerde ambtenaar voor de onderzoekende stagiair(e), angst voor kritiek, voor latere concurrentie, voor inbreuk op een eenmaal uitgestippelde beleidslijn, al of niet politiek bepaald. Er zullen dan ook met betrekking tot de plaatselijke deskundigen of autoriteiten duidelijke afspraken gemaakt moeten worden over de vrijheid van onderzoek, over service en leiding. Ad 3. De stagiair(e) moet duidelijk gevrijwaard blijven van politieke beïnvloeding, inkapseling of intimidatie. Hij moet zich beschermd weten door een niet-politieke wetenschappelijke leiding die uitsluitend vanuit de betrokken wetenschap de problematiek bestudeert en beoordeelt en die buiten de plaatselijke politiek staat. Dat wil niet zeggen dat een dergelijk wetenschappelijk onderzoek niet kritisch zou mogen zijn: integendeel, het moèt het zijn. Dat is de instelling van de wetenschap als zodanigGa naar eind4). Maar het moet wetenschappelijk verantwoord | |||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||
zijn en daarvoor moet de betrokken hoogleraar of docent garant staan. Ad 4. Het is natuurlijk het beste als in goed overleg een deskundige en open begeleiding ter plaatse mogelijk is. Niet altijd zullen er echter mensen gevonden kunnen worden die een dergelijke steun geven. Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat de stage in de allereerste plaats dient ter completering van het wettelijk voorgeschreven studieprogramma aan een instelling van hoger wetenschappelijk - of beroepsonderwijs. Daarom moet de wetenschappelijke verantwoordelijkheid in laatste instantie worden gegeven aan de betrokken docent aan wie het onderwijs is toevertrouwd. Ad 5. Altijd opnieuw, èn in discussies, èn bij literatuuronderzoek, blijkt weer het tekort aan gegevens of aan recente publicaties. Dit tekort zou nu opgeheven kunnen worden. Hierdoor moet het mogelijk zijn bepaalde voorstellen of beslissingen veel gefundeerder te doen, resp. te nemen. Maar er is nog een ander heel belangrijk facet aan de publicatieplicht zo dicht bij het afstuderen. Op de Antillen dreigt het gevaar dat Antilliaanse academici niet promoveren; misschien uit gebrek aan onderzoeksmogelijkheden, misschien ook uit een zekere mate van schrijfangst. Het zou goed zijn daar reeds tijdens de studie overheen te komen. Het is pijnlijk te ervaren hoe weinig over de Antillen op wetenschappelijk niveau geschreven is door Antillianen zelfGa naar eind5). Ad 6. In de bedoelde reeks ligt de mogelijkheid voor ieder onder bescherming van de wetenschapsbeoefening dàtgene te publiceren wat elders misschien niet mogelijk is door b.v. het ‘karakter’ van een bepaalde uitgave, door zeer bepaalde inzichten van een redactie of door afwijkende inzichten of opvattingen van een beoordelingscommissie. Iets dergelijks is niet denkbeeldig: het is gebeurd. Daardoor is een belangrijke en eigenlijk eerste grote publicatie over de samenleving op Aruba onuitgegeven geblevenGa naar eind6). Het gold hier het werk van een Amerikaanse cultureel-antropologe, reden om te overwegen ook werk van buitenlandse studenten eventueel in een apart te regelen samenwerking op te nemen. Te denken ware ook aan het alsnog opnemen in een dergelijke reeks - natuurlijk na goedkeuring van de betrokkene - van vaak voortreffelijke en actuele scripties van Antilliaanse en Nederlandse studenten van enkele sociale academies bv. over de situatie van Antillianen in Nederland. Iets dergelijks zou kunnen gelden voor scripties over Antilliaanse of Caribische onderwerpen aan Nederlandse universiteiten.
Ad 7. Het lijkt alleszins verantwoord waar mogelijk dergelijke onderzoeken, stages en daarop aansluitende publicaties financieel mogelijk te maken. Hoe kan men een land ontwikkelen en cultureel, sociaal en economisch tot ontplooiing brengen als men vaak niet eens beschikt over basisgegevensGa naar eind7)? Slechts een reëel onderzoek van de toestanden ter plaatse maakt het mogelijk gepaste maatregelen te nemen, en om over vakbekwame èn getrainde krachten te beschikken bij de verdere ontwikkeling van het land. Het zou pure waanzin zijn deze kansen niet te benutten maar genoegen te nemen met een slaafs copiëren van het in Nederland geleerde, de vervreemding van het eigene te accepteren en door te gaan met het negèren van de noodzaak om op basis van een eigen problematiek ook een eigen oplossing te vinden. Het is niet onwaarschijnlijk dat veel onbehagen met betrekking tot de eigen culturele identiteit juist gelegen is in een te sterke neiging om alles ondergeschikt te maken aan bepaalde economische verworvenheden. Geen land ter wereld denkt eraan | |||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||
zijn eigen identiteit op te offeren voor, op zich misschien gunstige, internationale economische en financiële betrekkingen. Men moet het eigene, positief goed of problematisch, vanuit de eigen context waarderen of verbeteren, maar zeker niet negèren. Daarom: geen vervreemde academici of andere dito afgestudeerden. Juist zij zijn iddems de aangewezenen om leiding te geven aan mensen die altijd binnen een geheel eigen plaatselijke en historisch bepaalde situatie hebben moeten leven en die slechts van daaruit kunnen werken aan hun toekomst. Aanknopen aan het bestaande met realiteitszin vanuit een eigen ervaring is bittere noodzaak. Stages tijdens de studie zijn daartoe het geëigende middel. Tenslotte ware het te wensen dat er meer overleg en vooral ook meer openheid kwam in het beleid van bepaalde, aan onderzoek subsidie-verlenende, lichamen. Men krijgt de indruk dat niet altijd de noodzaak van een bepaald onderzoek onderkend wordt en dat gebrek aan feitelijk inzicht in de situatie gepaard aan universitair-, instituuts- of individueel professoraal en professioneel prestige of een bepaalde wetenschapsopvatting de verdeling van de subsidiegelden eenzijdig beinvloedtGa naar eind8). Bij een bovengeschetste stageregeling is een correctie mogelijk op een dergelijke eenzijdige gang van zaken. Een veelzijdige benadering, los van welke wetenschappelijke dogmatiek ook, zal de Antillen alleen maar ten goede komen, afgezien nog maar van het feit dat nu juist Antillianen de kans krijgen bij voorrang hun eigen samenleving en land te bestuderen om via het verkregen inzicht tot een betere toekomst te komen. Dat daarbij ook gedacht moet worden aan gesubsidiëerde stages in het Caribisch gebied vloeit voort uit het aanvaarden van een geografische en socio-culturele realiteit. Bij het negèren hiervan ware het beter de Antillen te voegen bij de Waddeneilanden. |
|