Watapana. Jaargang 1
(1968-1969)– [tijdschrift] Watapana– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 3]Taal en cultuur van de Nederlandse AntillenHet zou onjuist zijn te beweren, dat de Antilliaanse gemeenschap een poly-linguaal karakter heeft. Er zijn Antillianen, die drie à vier verschillende talen spreken, maar hiermee is geenszins bewezen, dat dit een algemene karaktertrek is van de hele bevolking. (Wij beperken ons hier tot de drie eilanden Aruba, Bonaire en Curaçao, waar Papiamento de voertaal is. Dit in tegenstelling tot de Bovenwindse eilanden Saba, St. Maarten en St. Eustatius, waar Engels gesproken wordt.) Wat men wel met zekerheid kan stellen, is, dat de Antilliaanse gemeenschap een bilinguaal karakter heeft. Immers de doorsnee Antilliaan kan zich behalve in zijn moedertaal, Papiamento, ook in het Nederlands, de officiële taal, uitdrukken. De Antillen hebben, zoals reeds gezegd, een eigen taal, het Papiamento. Men kan dit fijn vinden of betreuren, aan dit feit valt niets te veranderen. Deze taal wordt door iedere Antilliaan, blank of bruin, gesproken en er zijn ook dagbladen, die het volk in deze taal bereiken. Het valt niet te ontkennen, dat er de laatste tijd ook meer aandacht aan het Papiamento besteed wordt. Ik zeg met nadruk ‘de laatste tijd’, want het Papiamento en daarmee de eigen cultuur, werd in het verleden lang niet altijd van overheidswege gestimuleerd. Integendeel, de eigen cultuur, in tegenstelling tot de Nederlandse cultuur in de Antillen, is tegen de verdrukking in gegroeid. De waardering voor de eigen taal door Antillianen zelf is ook niet altijd even groot geweest. Zo getuigt Dr. J. HartogGa naar eind* ervan, dat omstreeks 1943 Nicolaas van Meeteren, een ras-echte Curaçaoënaar en beschrijver van de Curaçaose folklore, weigerde een door hem in het Nederlands gehouden lezing ook nog eens in het Papiamento voor te dragen. Een andere Curaçaoënaar, Abraham Jessurun, schijnt nog verder te zijn gegaan en beweerde, dat het Papiamento geen taal is. Nog geen vijftien jaar geleden kon het op school gebeuren, dat een scholier een standje kreeg, als hij onder de pauze Papiamento sprak. De uit Nederland komende onderwijzers zeiden dan, dat het nadelig was voor het aanleren van het Nederlands. | |
[pagina 2]
| |
Er zijn echter ook Antillianen geweest (en het aantal is vandaag groter geworden!) die getracht hebben deze taal in stand te houden door zich te wijden aan de studie van de geschiedenis, taal- en letterkunde ervan en door haar te hanteren bij hun poëtische creaties. Tot de Taalkundigen onder hen worden gerekend W.M. Hoyer. E. Goilo. L.H. Daal, A. Maduro, R. Römer en J. de Palm. Van dichters en prozaïsten zouden wij gemakkelijk een lange lijst kunnen opstellen, al was het alleen maar om aan te tonen, dat er in het Papiamento ook geschreven wordt. We volstaan echter met drie namen: P. Lauffer. E. Juliana en L. Daal. Kortom, naast de op kunstmatige wijze, van buitenaf opgelegde Nederlandse cultuur, zien we hier een eigen, van binnenuitgroeiende cultuur. Wij zouden kunnen spreken van een ‘dubbelcultuur’ in de Nederlandse Antillen. Het zou van weinig kultuur-inzicht getuigen om de ene te stimuleren en de andere te niet te doen of althans tegen te werken door bijvoorbeeld een taktiek van ‘afwachten’ en beslissingen opschorten. Ik denk hierbij aan het feit. dat er van het Papiamento nog steeds geen officiële spelling bestaat. En dit is volstrekt geen gevolg van een gebrek aan linguisten of taal-experts. De oorzaak daarvan moet eerder gezocht worden in de algemene tendens van een slappe houding onzerzijds tegenover ons eigen cultuur. In 1960 is er op particulier initiatief een commissie in het leven geroepen om de mogelijkheden te bestuderen van een uniforme schrijfwijze. In 1961 kwam er een rapport tot stand van een op de fonetiek gebaseerde schrijfwijze; dit rapport werd de regering officieel aangeboden en is vooral belangwekkend vanwege de aanbevelingen, die deze commissie (‘Fo'i hopi. un so’) in concreto doet. Maar sindsdien is niets officieels gebeurd. Men zwijgt het werk van die commissie dood en volhardt liever in de taktiek van ‘afwachten’. Ondertussen kan de ‘Movemento pa promové Papiamento’, een soort Papiamentse beweging, niet aan het werk gaan, omdat er geen officiële spelling bestaat. Want waar het deze groep van Antilliaanse onderwijzers om te doen is. is nu eindelijk te beginnen met het onderwijs van de eigen moedertaal. Men heeft jaren afgewacht en sinds kort is er weer een nieuwe spelling. evenals die in 1961 voorgesteld werd, op grond van fonetiek en fonologie, geintroduceerd. | |
[pagina 3]
| |
Misschien komt men ditmaal wel tot doorvoering en officiële invoering ervan. Als er éénmaal een aan vang gemaakt wordt met het onderwijs in het Papiamento en de eigen cultuur, met name de literatuur, volop gaat bloeien, zou er dan nog sprake zijn van een ‘dubbel-cultuur’? Of zouden de Antillen dan, cultureel gezien, gekomen zijn op een punt, waar ze al hadden behoren te zijn?
H. Habibe |
|