Letterkunde in de Nederlandse Antillen in het Papiaments.
Dit artikel handelt over de letterkunde in de landstaal van Aruba, Bonaire en Curacao, de literatuur in het papiaments. Het is een betreurenswaardige gewoonte van velen in Nederland om laatdunkend over deze taal te spreken; men heeft het dan denigrerend over ‘koeterwaals’, over ‘mengtaaltje’ of over ‘Dat-taaltje-hoe-heet-dat-weer’. Eerlijkheidshalve moet ik opmerken, dat de waardering van het Papiaments door Antillianen ook niet altijd even groot is geweest. Ik denk b.v. aan de Curacaoenaar Jesurun die notabene in 1897 een beknopte grammatica van het Papiaments het licht laat zien en zich in het jaar daarop haast te verklaren, dat men zijn werk niet beschouwen moet als een aanmoediging tot het aanleren van het Papiaments. Sterker nog: kort en bondig stelt hij vast: ‘het Papiaments is geen taal’. In tegenstelling tot deze meningen staan de waarderende uitspraken van de hoogleraren Lenz en Hellinga, waarop ik hier moeilijk nader in kan gaan. Hoe het ook zij, deze taal doet uitstekend dienst voor het dagelijks gebruik van ontwikkelde mensen en wordt thans gebruikt in politieke discussies, in kranten en tijdschriften, in toneelstukken, in literair proza, in poëzie en in wetenschappelijke verhandelingen.
‘Simadán’
De Antillen hebben verschillende auteurs en dichters voortgebracht, die zich van het Papiaments bedienen. Een opsomming van namen heeft weinig zin. Ik moet jammer genoeg voorbijgaan aan de werken van W. Kroon en Miguel Suriel, die de pen hanteerden in een tijd, dat een Papiamentse roman als een ‘Rara avis’ kon worden gekwalificeerd. Evenmin laat de ruimte toe een beschouwing te wijden aan het literaire tijdschrift ‘Simadán’, dat in de jaren veertig een kort bestaan heeft gehad maar van grote invloed is geweest op de groei en bloei van de literatuur in het Papiaments.
Indien ik mij beperk tot een paar Curacaose kunstenaars moet mijn voorkeur niet worden toegeschreven aan chauvinisme maar aan het feit, dat deze meer hebben gepubliceerd. Van de Bonairiaan Hubert Booi, die o.a. met zijn passiespel ‘Golgotha’ bewezen heeft zeer talentvol te zijn kan nog veel worden verwacht. Aruba heeft in Federico Oduber een figuur wiens sociale preocupatie in enkele surrealistische gedichten op voortreffelijke wijze is verklankt.
Persoonlijk verwacht ik heel veel van de jonge, nog vrij onbekende dichter Henry Habibe, van wie hopelijk spoedig een gedichtenbundel zal worden gepubliceerd. Hij is ongetwijfeld begaafd en de liefde voor zijn geboorteland heeft hem enkele gevoelige, vertederende strofen in de pen gegeven.