Op sterven na dood
Het tekenen en schilderen van stervenden of van lijken is een terugkerend motief in de geschiedenis van de schilderkunst. Ook dode dieren, schedels, skeletten, knekels, kerkhoven zijn geliefde onderwerpen om de menselijke ijdelheid uit te drukken. Al dit dood materiaal heeft bovendien nog een esthetische aantrekkingskracht, zoals ruïnes. Aan ruïnes dacht ik het eerst bij het zien van de tekeningen van nagenoeg dode bossen die Günter Grass de laatste jaren heeft gemaakt in Denemarken, op de grens van de twee Duitslanden en achter zijn eigen huis. Een boek met uitsluitend door zure regen aangetaste, deprimerende, zieltogende bomen en bossen is niet goed te verdragen. De aanblik van die bossen moet voor Grass toch ook iets aantrekkelijks hebben gehad, want de tekeningen die hij heeft verzameld in Totes Holz (Steidl, f 44,80) maken al dat dode hout minder levenloos. Wat op sterven na dood is wordt door de kunstenaar nog leven ingeblazen, zou men met kalenderachtige wijsheid kunnen zeggen. Elk jaar in de herfst wordt in Duitsland een rapport gepubliceerd over de toestand van de bossen. Zo'n rapport staat vol dode cijfers en grafieken. De morbide schoonheid van Totes Holz kan als verontrustend illustratiemateriaal dienen. Grass tekende ook op de grens van de twee Duitslanden en constateert cynisch dat de twee landen, gezien de identieke staat van de bossen, al verenigd zijn.
JS