Brieven
Joodse vluchtelingen
In de Boekenbijlage van 11 augustus besprak David Barnouw de bronnenpublikatie Joodse vluchtelingen in Nederland 1938-1940, samengesteld door Corrie K. Berghuis. In haar boek komt op schokkende wijze het beleid van de Nederlandse overheid aan de orde ten aanzien van vluchtelingen die aan de klauwen van de nazi's meenden te zijn ontkomen. Wat in dit boek niet aan de orde komt is het overheidsbeleid dat er ongetwijfeld heeft bestaan ten aanzien van die Nederlanders die aan deze vluchtelingen de helpende hand hebben trachten te bieden. Kort voor het verschijnen van het werk van mevrouw Berghuis had ik, zonder enige wetenschappelijke pretentie, op grond van zeer persoonlijke belangstelling enig onderzoek verricht in archieven van mijn geboorteplaats Winterswijk over de jaren 1938 en 1939. Bij dat onderzoek bleek, dat in die periode vier Nederlanders die voor joodse vluchtelingen in de bres gesprongen waren, een uitwijzingsbevel hadden gekregen. Het verblijf in de grensstrook, het zogenoemde bewakingsgebied, werd hun ontzegd, soms voor een beperkte periode, soms definitief. Zij dienden zich dus elders in Nederland ten westen van de grensstrook te vestigen. Deze uitzetting werd wettelijk gefundeerd. Door hun humanitaire hulp brachten de uitgewezenen de neutraliteit van Nederland tegenover nazi-Duitsland in gevaar! Ik heb geen reden om te veronderstellen dat dit uitwijzingsbeleid zich tot Winterswijk heeft beperkt. Ik beschik echter niet over stukken om deze veronderstelling te staven. Bij de Riod is over dit deel van het overheidsbeleid niets bekend. Wie van de lezers kan mij over andere (grens-)plaatsen informatie verschaffen?
Den Haag,
M.S.R. Nihom