Afgeprijsd
In het voorjaar van 1989 was in het Ludwig Museum in Keulen de tentoonstelling Bilderstreit. Widerspruch, Einheit und Fragment in der Kunst seit 1960 te zien. De indrukwekkende (gelijknamige) catalogus werd afgeprijsd (Scheltema Holkema, 544 p., f 39,90). ‘Bilderstreit’ beoogde de ‘Widerstreit der entscheidenden Energien (!) im Ringen um das Bild unserer Zeit’ te laten zien. Werk van uiteenlopende kunstenaars werd opgenomen: Gilbert & George, Toroni, Weiner, Beuys, Baselitz, Dumas, Kelly, Twombly, Penck, Marden, etc. In de schitterende catalogus uiteenlopende bijdragen, o.m. van Antje von Graevenitz, Rudi Fuchs, Luciano Fabro, een interview met Cioran, Walter Nikkels, Siegfried Gohr en Dieter Schwartz. Programmatische doeken als Jörg Immendorffs ‘Das Bild muss die Funktion der Kartoffel übernehmen’ (1988) werden afgedrukt (ruim van historisch kader voorzien door beeld- en tekstverwijzingen naar de kunst van Schwitters, Magritte en Apollinaire), maar ook zoekers naar de ‘eenheid der dingen’ komen uitgebreid aan de orde, bijvoorbeeld in Hermann Nitsch' labyrinthische serie uit het midden van de jaren tachtig ‘Die Architektur des Orgien Mysterien Theaters’ en Louise Bourgeois ‘Femme maison’. Laatstgenoemd werk is al evenzeer een labyrinth, zij het in dit geval van plooien in een vrouwenkleed, een beeldhouwwerk met reminiscenties aan Rogier van der Weydens paneel uit 1450 ‘Lezende Maria Magdalena’. Het is opvallend hoezeer het labyrinth opnieuw als thema opduikt in de kunst van de laatste tien jaar, al is het nooit echt weggeweest. In de middeleeuwse kunst en architectuur was het een veelbeproefd onderwerp, de surrealisten (Breton, De Chirico) dachten er over na, in de literatuur kwam het via Kafka en Borges bij Eco terecht. Toch lijkt het erop dat er sinds de jaren zeventig nadrukkelijker rond het
(mystieke) centrum wordt gezworven. Kenmerkend is het helaas nauwelijks opgemerkte maar fascinerende Paradisets Vagar (1987) van de Zweedse schrijver Peter Cornell, een groot aantal korte essay's over tochten naar het middelpunt van het bestaan. In Bilderstreit wijdt Piet de Jonge een intrigerend stuk aan dit aspect: ‘Die Welt und ihr Zusammenhang. On Kawara und Stanley Brouwn’. Een van de opvattingen over het labyrinth is dat het middelpunt in de zoeker zelf bestaat, vergelijkbaar met de lichameljke beeldspraken voor het opperste en zuiverste zoals die bij de Rozenkruisers leeft. In het werk van zowel Kawara als Brouwn is volgens De Jonge iets dergelijks zichtbaar. Kawara maakte bijvoorbeeld de serie I Read/I Went/I Met, notities van dingen, plaatsen en personen met wie de kunstenaar zich op een bepaalde dag omringde. Brouwn deed iets vergelijkbaars toen hij een boekje publiceerde met de teksten:
walk 95 m in the direction of la paz
walk 11 m in the direction of rangoon
walk 776 m in the direction of havanna.
De Jonge schrijft: ‘Net als Kawara is Brouwn zelf de maat voor zijn omgeving. Hij is het centrale punt van zijn tocht. De steden in welker richting gelopen wordt (...) duiden gelijktijdig het wereldomvattende aan als de samenhang in die wereld.’
In de afgeprijsde afleveringen van het ‘tijdschrift in boekvorm’ Raster zijn vaak intrigerende bijdragen te vinden. Zo bevat Raster 39 (Scheltema/Holkema, Van Gennep, 196 p., f 6,90) een stuk van Cyrille Offermans over Paul Klee, Dirk van Weelden schrijft over Jacques Rigaut, Jacques Vogelaar over de ‘spoorzoekende’ Franse auteur Le Clézio, - evenals Maarten van Buuren - over Henri Michaux, en over beeldend werk van Ossip. Bijvoorbeeld in het laatste stuk mooie zinnen als: ‘Het luchtledige in je hoofd blijkt niet meer en niet minder dan de holle zuil in een cycloon. Er staat je nog één ding te doen: geef er een naam aan, zoals te doen gebruikelijk een vrouwelijke - en reis gedwee mee.’ Raster biedt de lezer vaak onverwachte invalshoeken. Fraai is bijvoorbeeld wat de Italiaanse essayist Ceronetti (in de vertaling van Wilfred Oranje) over Jack de Ripper beweert: ‘In alchemistische teksten staat geschreven splijt met het ijzeren lemmet de borst van je moeder open en dring door tot de baarmoeder. Jack de Ripper heeft het voorschrift naar de letter gevolgd: gedreven door een onwaardig alchemistische dwang om in de materia prima en de universele chaos te wroeten, heeft hij tot moeders vijf (of zeven?) ongelukkige, aan lager wal geraakte en hongerige vrouwen uitverkoren. Een adept was hij niet; een louter symbolische afdaling in het hart van de materie zou hem niet hebben aangetrokken.’
Van 37 tot 30 voor Christus schreef Vergilius zijn Georgica, een poging om zeer aardse onderwerpen tot poëzie te verheffen. Het boek bestaat uit vier afdelingen: akkerbouw, fruit-, vee- en bijenteelt. Vergilius maakte er een ‘leerdicht over de Griekse smaak’ van, en bereidde zich aan de hand van uitgebreide vakliteratuur voor. Hij bedde zijn stof in een beschrijving van Rome en Italie in, van de menselijke bestemming en de kracht der Goden, die aan de Kosmos haar ordening en aan het bestaan zin geeft. Over dit leerdicht van Vergilius schreef Friedrich Klingner een uitgebreide studie: Virgils Georgica (De Slegte, 247 p., f 16,90). Duits, grondig en erudiet.
L'Union Royale is een Haagse Vrijmetselaarsloge die in 1984 250 jaar bestond. W. Birza schreef een jubileumboek: Gelukkig hij, die dit weet (De Slegte, 180 p., f 9,95). Na een korte inleiding over oorsprong en rituelen behandelt Birza verleden en toekomst van de loge, die van 1816 tot 1884 onder leiding stond (de laatste drie jaar posthuum) van Prins Frederik van Oranje, een zoon van Koning Willem I. Aardig is dat Birza illustraties ontleende aan ongetwijfeld een der grootste mystificaties uit de geschiedenis van de Vrijmetselarij, Leo Taxils boek De geheimen der Vrijmetselarij ontsluierd. Taxil wist na de publicatie van dit werk ‘ter boetedoening’, waarin de zogenaamde morele losbandigheid der broeders werd onthuld door een ex-maçon die zich tot het katholicisme zou hebben bekeerd, tot de Paus persoonlijk door te dringen. Die keek later lelijk op zijn neus.
De schoonheid van het Chinese voedsel wordt in beeld en woord bezongen in een boek waarvan eigenlijk alleen de titel prozaïsch is: China's Food (Scheltema Holkema, 231 p, f 49,50). Lionel Tiger schreef de tekst, Reinhart Wolf fotografeerde. China's Food is een culinair reisverhaal, waarin aandacht zowel voor wat er op de tafel van ‘everyman’ verschijnt als voor de culinaire hogeschoolstaaltjes, kunstwerken op het bord van de groenteliefhebber: een kraanvogel uit een pompoen gesneden, een draak van wortel en komkommer. Fotograaf Wolf heeft een gelukkig oog voor verzamelingen: stapels pak-soi, bossen rode raapstelen, pompoenen, groene, paarse en gebakken bonen in oude manden, composities van paddestoelen en noten. Grondstoffen om onmiddellijk mee de keuken in te verdwijnen.
ATTE JONGSTRA
Boekhandel Van Gennep is gevestigd in Amsterdam (Spuistraat 283, 1012 VR) en Rotterdam (Oude Binnenweg 131B, 3012 JD). Boekhandel Het Martyrium is gevestigd Van Baerlestraat 170-172, 1071 BH Amsterdam.