Slaven
Na enige tijd werd Floreana gekoloniseerd door andere Duitsers, gelokt door romantische verhalen over de ‘Adam en Eva van Floreana’ in de populaire pers. Een Beiers echtpaar meldde zich als eerste. Ze hadden een ziekelijk zoontje, dat het buitenleven goed zou doen. De vrouw was zes maanden zwanger. Toen de man, Heinz Wittmer, zich bij de Ritters kwam voorstellen, was hij gekleed in een stoppelbaard en een canvas zak. Hij meende op deze wijze tegemoet te komen aan de smaak van de bewonderde pioniers, van wie in Duitsland zelfs het verhaal ging dat zij naakt liepen. Friedrich en Dore echter stelden deze voddendracht niet op prijs, en het zou nooit meer helemaal goed komen tussen de beide families. De Wittmers vestigden zich elders op het eiland en bouwden er een leven op dat niet anders kan worden omschreven dan als Klein Beieren in de Stille Oceaan. Een bezoekende Deense schrijver schreef dat wanneer de andere kolonisten op Floreana ‘tot stof vervallen zullen zijn (...) Wittmer nog in zijn gezellige huisje zijn pijp zal zitten roken. De zon zal opgaan en ondergaan en hij zal de dagen vergeten te tellen.’ Deze Deen zou gelijk krijgen.
Weer enige maanden later werd de prille eilandgemeenschap overvallen door een dame die zich uitgaf als Eloise Barones Wagner de Bosquet. Zij had over Floreana gelezen en wilde er een hacienda voor miljonairs vestigen. Ook de barones meende Nietzsche te hebben begrepen en droeg bovendien als lievelingsboek The Picture of Dorian Gray met zich mee. Deze explosieve combinatie leverde een wereldbeeld op waarin mooie jonge mannen als slaven dienden te worden geëxploiteerd en verwoest. De barones had inderdaad een aantal dweepzieke lijfeigenen bij zich, die op het eiland geen schijn van kans maakten tegen haar machtsuitoefening. Ze ging gekleed in glimmende rijlaarzen en droeg altijd een revolver. Vergeleken bij deze slaven had Dore Strauch een leven als een prinses. Er ontstonden heftige conflicten en vetes tussen de diverse bewoners van Floreana, maar de Ritters en de Wittmers waren bang voor de barones, die zich in de woorden van Treherne gedroeg als een vertegenwoordigster van wat historicus Norman Cohn ‘de elite van de amorele Uebermenschen’ heeft genoemd. Haar bijnaam werd ‘het satanische zwijn’. Er kwam nu ook af en toe bezoek van nieuwsgierigen, zoals zeelieden en een Amerikaanse miljonair, Allan Hancock, die met zijn jacht geschenken meenam en het eiland als een soort speelgoed beschouwde. Hij verschafte gegevens aan de wereldpers, die er uiteraard wel raad mee wist.
Hoe deze hele geschiedenis, die zich afspeelde tussen 1929 en 1934, afliep, is nooit werkelijk duidelijk geworden. Het paradijs vond een gruwelijk einde in moord en doodslag. John Treherne heeft getracht opheldering te verschaffen, maar moet zich ook beperken tot gegronde vermoedens. Duidelijk is wel dat vegetariër Friedrich Ritter stierf na het eten van vergiftigd kippevlees. Hoe de anderen aan hun eind kwamen en door wiens toedoen, kan slechts worden verondersteld. Niet alle lichamen werden gevonden. Dore Strauch overleefde het en keerde in 1934 terug naar Duitsland. Alleen de Wittmers boerden onverstoorbaar op Floreana voort. Zij kregen er kleinkinderen. Latere bezoekers troffen bij hen in de propere huiskamer een groot portret van Adolf Hitler aan de wand.
Wie het verbijsterende relaas van de ‘Galapagos-affaire’ heeft gelezen, beseft dat dit één van die boeken is, waar men zijn hele leven lang af en toe eens aan terug zal denken. Het is duidelijk dat hier iets in een notedop zichtbaar wordt. Maar wat precies? Treherne trekt geen conclusies over de Teutoonse ziel, doch wekt wel de nodige suggesties. Op Floreana was sprake van uit de hand gelopen idealisme, gecombineerd met onbelemmerde gelegenheid tot het uitoefenen van macht over de medemens. Nietzsches schuld was het in ieder geval niet. Trouwens, was het niet Menno Ter Braak die heeft geopperd dat Nietzsche eigenlijk een Fransman was?
■