Deanna Durbin
Bryson ging terug naar Des Moines, leende de afgeleefde auto van zijn moeder en reed gedurende 14.000 mijl langs de stadjes van zijn jeugdvakanties op zoek naar dat mythische stadje waar Bing Crosby de priester was en James Stewart de burgemeester, Fred Macmurray de hoofdonderwijzer. Henry Fonda een Quaker-boer die af en toe eens langskwam. Walter Brennan had er het plaatselijke benzinestation, Mickey Rooney was de loopjongen van de kruidenier en ergens vanuit een open raam op de eerste verdieping stond Deanna Durbin te zingen. En daar was die krantenjongen, bonk tegen de deur, bonk op de veranda en natuurlijk liepen daar ook die beide heren, druk pratend in hun goed gesneden pakken. En de zon scheen op Main Street. En je weet als lezer: dat kan nooit goed gaan.
En dat gaat het ook niet. Dat ideale stadje van Bryson bestaat niet meer en halverwege zijn tocht - hij rijdt in zijn eentje, slaapt in zijn eentje, eet in zijn eentje, de voornaamste weergegeven conversaties zijn die met serveersters en moteleigenaren - rijst het sterke vermoeden dat het nooit heeft bestaan. Bryson raakt de weg kwijt, de routekaarten deugen niet - alleen piloten weten in Amerika de weg - en wordt een doodenkele keer getroffen door het juiste gerechtsgebouw waar E.G. Marshall zo juist naar binnen had kunnen gaan, en duizend mijl verder door de perfecte benzinepomp waar Walter Brennan hem in een tafereel van Hopper bijtankt. Maar meestal moet hij zijn herinnering herzien en verandert hij tenslotte de plaatsnamen in Smellville, Coma, Fartville, Coleslaw of Doldrum - de main streets zijn verdwenen, er zijn geen winkeltjes meer en nooit staat er een oude man met een wit schort voor de stoep te vegen. Winkelcentra aan de highway, glazen labyrinten, supermarkets in het midden van gigantische parkeerterreinen, wie loopt is verdacht, benzinestations zo groot alsof er vliegtuigen zullen landen, hamburgertenten, hamburgertenten, hamburgertenten.
Het aardige van het boek is dat hij steeds nieuwe brandstof vindt voor een steeds hilarischer wordend sarcasme, ook over zijn eigen herinneringen aan het Norman Rockwell-land van vroeger. Het boek is gelukkig opgedragen aan zijn vader en eigenlijk alleen die wetenschap verleent een milde glans aan de almaar maller wordende en toch realistisch opgebouwde stroom van associaties met de vakanties van vroeger.
Als ook de geleende auto het dreigt op te geven maar Bryson hem toch weer aan de gang krijgt, is intussen een nieuw motief ontstaan voor een hevig gemankeerde reis. Hij verzamelt de hier en daar gevonden onderdelen voor het stadje dat hij zocht tot een stadje dat hij zelf maakt: Amalgam, USA. Het bestaat niet, maar het bestaat tóch!
Voor wie wat meer wil weten over de huidige zeden en gewoonten op het Amerikaanse platteland is The Lost Continent buitengewoon nuttig. Voor wie wil weten hoe de herinnering werkt, en soms niet werkt, is het boek een soms pijnlijke herkenning. En tenslotte: wie wil weten hoe een geslaagd reisboek werkt, mag The Lost Continent niet missen.
■