Conversatie-duet
In de conversatie zijn vrouwen gericht op ‘rapport’ (hoe ze zich tot de ander verhouden, de mate van intimiteit) en mannen op ‘report’ (de inhoud van het besprokene, de zaak zelf). Vrouwen hun lust en hun leven ligt in het ‘praten over moeilijkheden’. Tannens term ‘troubletalk’ is moeilijk te vertalen, omdat het niet altijd persoonlijke problemen hoeven te zijn, het kan ook over wissewasje gaan. De kern van ‘troubletalk’ is dat er altijd persoonlijke ervaringen bij te pas komen. Misschien is de beste vertaling nog wel ‘praten over het leven’. Het uitwisselen van persoonlijke ervaringen heeft voor vrouwen de functie de onderlinge verbondenheid te onderstrepen. In een typisch vrouwengesprek onderbreken de sprekers elkaar vaak, niet om een ander onderwerp aan te snijden (dat gebeurt pas wanneer er een natuurlijke pauze valt), maar om iets aan te vullen of soms zelfs de zin voor de ander af te maken. Een conversatie-duet noemt Tannen deze manier van praten.
Mannen geven zich niet graag over aan conversatie-duetten. Bij een onderbreking voelen ze zich de wind uit de zeilen genomen, ook al is de onderbreking ondersteunend bedoeld. Ze voeren liever gesprekken waarin ze iets uiteenzetten. De zaakgerichtheid van mannen in de conversatie heeft te maken met gespitstheid op hiërarchie: de voortdurende behoefte om te checken welke plek ze op de ladder innemen en een weerzin tegen het tonen van zwakte. Vandaar dat mannen hun vriendschappen met elkaar meer inrichten met gemeenschappelijke activiteiten en dat ze zich tot een vrouw wenden als ze over iets persoonlijks willen praten.
De verschillen tussen mannen en vrouwen in stijl van praten zijn heel doordringend. Tannen onderzocht paren van vrienden en vriendinnen vanaf de kleuterleeftijd tot en met volwassenen die ze liet praten voor een videorecorder. Al op de jongste leeftijd, waar er nog meer gespeeld dan gepraat werd, waren de verschillen duidelijk. De meisjes waren gericht op samenwerking, compromissen sluiten, harmonie, terwijl de jongetjes elkaar probeerden af te troeven en wedijverden. Op lagere-schoolleeftijd waren de meisjesgesprekken nauwelijks te onderscheiden van die van volwassen vrouwen (de een vertelt iets uit eigen ervaring, de ander ondersteunt veelvuldig met mm-mm tussenwerpsels, gaat mee met het gevoel en zet er een soortgelijk voorval naast). De jongens daarentegen behandelden in de hun toegemeten tijd (tien minuten) wel vijftig verschillende onderwerpen, die niet meer dan een paar uitgewisselde zinnen besloegen. Ze luisterden nauwelijks naar elkaar, in de zin van ingaan op wat de ander zegt, maar stelden er iets anders tegenover. Ze vertelden moppen, praatten over onpersoonlijke onderwerpen, zoals computerspelletjes en gaven zich over aan fantasieën over het buitenspelen, wat ze zouden gaan doen, zodra ze uit de kamer weg waren.
Na al die voorbeelden dringt zich maar één conclusie op: mannen kunnen eenvoudig geen goed gesprek voeren. Vooral het adolescentenpaar Todd en Richard is schrijnend in zijn wancommunicatie. De opdracht is, zoals bij alle anderen ‘een gesprek over iets serieus voeren’ en wat doen ze? Ze sommen om de beurt iets op waar ze het moeilijk mee hebben, wat door de ander gediskwalificeerd wordt (‘ach, daar hoef je je toch geen zorgen om te maken’), die op zijn beurt een ander onderwerp aansnijdt, wat vervolgens weer gediskwalificeerd wordt, enzovoort. Toch waren beiden heel tevreden over de conversatie. Tannen legt uit dat dit gesprek, dat elke vrouw als een gruwel in het oor moet klinken, voor de jongens heel plezierig verloopt, omdat elk zwaktebod van de een (‘ik durf niet naar dat feestje’) door de ander ontkend en weggelachen wordt. Ze bevestigen elkaar niet in hun zwakheid, maar monteren elkaar juist op, en zo willen ze ook dat het gaat.