Tijdschrift
Als twee leden van de redactie van het tijdschrift Literatuur, dat zich voornamelijk richt op middelbare scholieren, studenten en docenten Nederlands, hun zin krijgen, zal het blad binnenkort een drastische koerswijziging moeten ondergaan. Immers als het vermaledijde plan van de verplichte leeslijst voor Nederlands in de eindexamenklassen doorgang vindt, zijn de lezers van Literatuur vooral gebaat bij uittreksels en uitputtende vragenlijsten met de juiste antwoorden uiteraard van hun armzalige eenentwintig titels. Van dit zomernummer zou dan alleen het vraaggesprek met Johan Snapper over het werk van Gerard Reve gelezen worden en misschien nog het cursiefje van Ton Anbeek over Louis Paul Boon. Je vraagt je toch werkelijk af door welke zelfhaat ten opzichte van hun vak Ton Anbeek en Jaap Goedegebuure zijn bevangen, toen zij het meest platgetreden rijtje samenstelden. Literatuur 90/4 opent met een artikel over het belang van de gedichten van W.B. Yeats voor het oeuvre van de (niet uitverkoren) dichter A. Roland Holst. Theo D'haen toont aan dat die invloed groter is geweest dan menige commentator van Roland Holsts werk heeft willen toegeven. Roland Holst vertaalde een aantal gedichten van Yeats en hij deed dat juist in perioden van poëtische impasse. Zijn voorkeur ging daarbij uit naar Yeats' vroege gedichten. Hij gebruikte zijn voorbeeld ook om zich af te zetten tegen het milieu van zijn tante Henriëtte, bij wie hij geregeld Herman Gorter ontmoette. Het maatschappelijk engagement van de kring rond zijn tante leek hem niks en hij onttrok zich eraan door zich te verschuilen achter zijn Ierse inspirator. Ludo Jongen en Cees Schotel beschrijven een interessant geval van versterving en zelfkwelling in de middeleeuwen. Het meisje Liedewij lijdt aan anorexia nervosa, maar dan met een religieus doel. Lijden, lijden en nog eens lijden zal haar tenslotte in de hemel brengen, is haar heilige overtuiging.
Haar levensbeschrijvingen van onder anderen Thomas à Kempis geven de meest gruwelijke details van haar lijdensweg. ‘Ze kan geen voedsel of drank verdragen, slijmerige wormen kruipen uit de open wonden in haar lichaam, ze geeft stukken lever, long en darm over, ze heeft last van blaasstenen en van haar voorhoofd tot het midden van haar neus loopt een diepe kloof.’ Liedewij is niet het prototype van de zoetsappige heilige, want af en toe verzet zij zich tegen haar ellende en vraagt zij zich af waartoe dit eigenlijk allemaal zal leiden. Maar na de conversio of ommekeer volgt de purgatio of loutering en dan de illuminatio of verlichting en via de ariditas of beproeving wordt de unio mystica, de eenwording met God, bereikt. Enkele eeuwen later wordt Liedewij officieel heiligverklaard. Marijke Barend-van Haeften analyseert het ontstaan van het (literaire) reisverhaal. Veelal ligt de oorsprong in scheepsjournalen, logboeken en dagboeken die de expeditiegangers in de zestiende en zeventiende eeuw moesten bijhouden. De reis om de wereld van Olivier van Noort en het Journael ofte Gedenckwaerdige beschrijvinghe van de Oost-Indische Reise van Willem IJsbrantsz. Bontekoe van Hoorn hebben zo'n oorsprong. Dat laatste boek werd overigens voor 1800 minstens zeventig keer herdrukt, dus de vermeende populariteit van het reisverhaal in ons decennium is niet nieuw. De van oorsprong Nederlandse Amerikaan Johan Snapper publiceerde een uitgebreide studie over het werk van Gerard Reve. In het interview in Literatuur is hij nogal kritisch over Reves latere werk. Hij noemt zichzelf een ‘bezorgde lezer’ omdat hij zo langzamerhand Reves varianten wel kent.
EVA COSSEE
Literatuur: f 11, - (f 55, - per jaar) Postbus 129, 3500 AC Utrecht.