Stoomketel
Van Gogh was behalve schilder ook een begaafd literator: zijn brieven bewijzen dat. Meesterlijk zijn vaak zijn typeringen en natuurbeschrijvingen. Van Gogh kon de natuur uitstekend observeren, maar kon die natuur tevens ook in woorden beschrijven zonder zich aan de barokke woordkunst van de Tachtigers schuldig te maken.
Brief van Vincent van Gogh aan John Peter Russell, juni 1888
Hij was vertrouwd met de moderne Franse literatuur van zijn tijd: De Goncourt, Zola, Daudet, Loti, Flaubert en anderen. Literatuur inspireerde hem. Grote schrijvers leerden hem zuiver te blijven werken en leven en niet de dupe te worden van wat hij als het valse en ploertige in zijn tijd beschouwde. Ze leerden hem ook hoe te sterven. Over de broers Goncourt en Toergenjev merkt hij op: ‘Gevoelig, subtiel, intelligent als vrouwen, gevoelig voor hun eigen lijden ook en steeds nog vol leven en zelfbewustheid, geen onverschillig stoïcisme, geen verachting van 't leven. Ik zeg nog eens, die kerels, ze sterven als de vrouwen sterven. Geen idee-fixe van God of abstracties - altijd op de begane grond van 't leven zelf en alleen daaraan gehecht.’
Zijn belezenheid was groot en meer op de Franse literatuur gericht dan dat bij de Tachtigers het geval was, over wie hij trouwens in zijn brieven nauwelijks rept. Alleen De kleine Johannes van Van Eeden heeft hij gelezen.
Brieven schrijven was voor Van Gogh een essentiële behoefte, ook al was hij in artistiek en menselijk opzicht een individualist pur sang. Hij bekent: ‘Als ik niet zo nu en dan eens mijn hart lucht gaf, dan zou de stoomketel springen, geloof ik.’ Vooral de correspondentie met zijn jongere broer Theo kon hij niet missen. Alleen al om de unieke broederliefde zou men de brieven moeten lezen! Theo is voor Vincent helper, luisteraar, vriend, trooster en stimulator. Hij is echter vooral voor Vincent kunstbroeder en criticus. Door zijn grote vertrouwdheid met de beeldende kunst kan hij permanent met Vincent in dialoog blijven en reageren op diens wilde ideeën en eerste opzetten van zijn schilderijen. Met een lichte overdrijving kon Vincent inderdaad beweren dat Theo medeschepper van zijn werk was. Het is dan
Vervolg op pagina 4