Voorbeeldfuncties
Sherlock Holmes is een goed voorbeeld. Sir Arthur Conan Doyle heeft zelf aangegeven wie voor de detective model heeft gestaan. Het was dr. Joseph Bell (1837-1911), chirurg en hoogleraar aan de Universiteit van Edinburgh. Hij kon aan de hand van de verschijning van een patiënt niet alleen vertellen aan welke ziekte hij leed, maar ook wat zijn beroep was en waar hij woonde. Conan Doyle had hem zelf aan het werk gezien. Over het voorbeeld voor Sherlock Holmes zou dus geen twijfel hoeven te bestaan, maar het vreemde is dat lezers van zijn werk het daarbij niet kunnen laten en - als Sherlock Holmes - zelf op zoek gaan naar de bewijzen dat er nog meer gegadigden zijn. Holmes is een goed voorbeeld: het achterhalen van degenen die model hebben gestaan voor personages in de literatuur is een fanatiek spelletje waarbij men heel ver gaat; men laat zich niet afschepen met de verklaring dat een personage op iemand of niemand is gebaseerd dan wel is samengesteld uit wel tien voorbeelden. De Holmes-fans produceerden door eigen deductie heel andere voorbeelden dan Joseph Bell. Het lezen van The Originals. Who's Really Who in Fiction van William Amos (nu als Cardinal-paperback verschenen, 614 p., f 32,80) wordt door deze verwarring en onzekerheid draaglijk. Keiharde bewijzen dat iemand model heeft gestaan zijn er immers zelden. Wanneer dat wel zo is hebben we ook meteen met een bepaald genre te maken: de sleutelroman. Vergelijkbare onzekerheid is er omtrent Henry Higgins in George Bernard Shaws Pygmalion, het toneelstuk waarop de musical My Fair Lady is gebaseerd. Voor de man die Eliza Doolittle mooi leert praten komt Henry Sweet, foneticus in Oxford, in aanmerking, over wie Shaw zei dat hij wel iets van hem had gebruikt. Daniel Jones echter, oprichter van de afdeling Fonetica van University College Londen, beweerde dat hij de bron van inspiratie was. Volgens Shaws biograaf Michael Holroyd komt George
John Vandaleur, een muziekleraar met hypnotische gaven en mogelijk Shaws echte vader, meer in aanmerking. Hij had een leerlinge met de naam Eliza. De aardigste lemma's in het boek zijn die waarin grote onzekerheid heerst, maar er toch wel aanknopingspunten zijn die in een richting wijzen. In zijn autobiografie It's too late now heeft A.A. Milne, de schrijver van Winnie the Pooh, het over Sir Own Seaman, hoofdredacteur van Punch, het blad waarvoor Milne bijna tien jaar schreef in de tijd voor hij de beer met weinig hersens maar met veel charme bedacht. Door de manier waarop Milne hem beschrijft wordt hij beschouwd als het model voor Eeyore (zie foto). Milne noemt hem een ‘strange unlucky man. All the Good Fairies came to his christening, but the Uninvited Fairy had the last word’. En: hij had ‘not only the will to win but the determination to explain why he hadn't won’. Tijdens het golfen putte hij zich bij elke misslag uit in verontschuldigingen.
JS