De herinnering op de huid
Rosetta Loys ‘Wegen van stof’: een historische kroniek van onderaf
Wegen van stof door Rosetta Loy Vertaling Tine Riegen en Anna Maria Domburg Uitgever Meulenhoff, 248 p., f 39,50
Reinier Speelman
Een boerenfamilie in een dorp in de Monferrato, de heuvels ten oosten van Turijn - het lijkt een gegeven waar niet gauw iets opwindends van te maken valt. Je zou haast denken dat het binnen de stroom van de laatste jaren verschenen moderne Italiaanse literatuur (Umberto Eco, Primo Levi, Gianni Celati, Andrea del Carlo, Antonio Tabucchi en zoveel anderen) gaat om een terugkeer naar het ‘provincialisme’ van de jaren vijftig of zestig.
Het tegendeel is waar. Wegen van stof (Le strade di polvere, 1987) is met zijn 250 pagina's een van de opvallendste Italiaanse boeken van de laatste tien jaar. (Het kreeg in 1988 twee van de drie belangrijke literaire prijzen die Italië kent, de Premio Viareggio en de Premio Campiello, een nogal uitzonderlijke gebeurtenis.) Rosetta Loy is geboren in 1931 in Rome. Dat jaartal is opvallend afwezig op de omslagen van haar boeken. Wel vermelden die steevast dat haar vader uit Piemonte en haar moeder uit Rome afkomstig waren. Kennelijk een voor haar belangrijk gegeven. Dat klopt, want haar belangrijkste werken spelen zich af tussen deze twee polen: het Piemontese platteland en de gegoede burgerij in de hoofdstad. Beide achtergronden zijn terug te vinden in haar autobiografisch geïnspireerde debuut La bicicletta (De fiets, 1974). In haar tweede roman La porto dell'acqua (De waterpoort, 1976) keert zij nog verder terug, naar de Romeinse kindertijd. Beide boeken vallen op door minutieuze beschrijvingen waarmee ze de poëzie van het detail blootlegt. De historische context wordt niet meer dan aangestipt, net genoeg om de breekbaarheid van de kinderwereld duidelijk te maken tussen de rassenwetten, de oorlog.
In Wegen van stof staat niet het leven van één persoon of gezin centraal. Het gaat om een geslacht, om een huis, om een ‘land van herkomst’. Het verhaal begint bij de zonen van Gran Masten, een rijk geworden boer. De oudste, Pidrèn, volgt de Napoleontische legers tot ver in Egypte en Rusland. De jongste, Giai, trouwt met het meisje op wie de beide broers verliefd waren, maar bekommert zich slechts om zijn vioolspel. Na Giai's vroegtijdige dood - in het boek sterven vele personages jong - keert zijn broer terug uit de oorlog en trouwt zijn weduwe. De volgende generatie wordt belichaamd door de broers Gavriel en Luis, van wie de laatstgenoemde uit twee huwelijken talrijke kinderen krijgt. Veel van deze personages worden gevolgd in lief en leed. Het opmerkelijke is dat ondanks dit genealogisch uitgangspunt het boek veel meer is dan een familieroman. Anders dan in dit genre wel gebruikelijk vertelt Loy in krachtige, kroniekachtige taal, waarbij de dialoog tot het uiterste beperkt wordt. Haar taalbeheersing en gevoel voor details maken van die kernachtigheid iets poëtisch. De chronologische verteltrant die kronieken eigen is wordt bewust doorbroken: ‘Rosetta van Fracin kreeg een ongelukkig kind met een plat hoofd. Het was een groot kind met lege ogen die op zijn gezicht geschilderd leken, en toen de vroedvrouw het kind in zijn armen legde, huilde Camurà voor de eerste keer in zijn leven. Het was november en Rosetta was al vanaf de zomer de minnares van Gavriel.’
Geboorte en dood, levenslust en ziekte, zorgen in hun komen en gaan voor een gestaag ritme dat wordt verbonden met dat van de seizoenen. Mens en natuur vervloeien in dit perspectief. Naast de gebeurtenissen die het leven vorm geven voltrekt zich op de achtergrond de Geschiedenis: de Napoleontische oorlogen, de Restauratie, de Italiaanse eenwording. Het is een Geschiedenis die van onderaf (en dat betekent ook: van veraf) wordt gezien. Wij hoeven niet de illusie te koesteren dat de personages van Wegen van stof er bewuste deelnemers aan zijn. Net zoals de tijd van het fascisme voor de jonge Rosetta uit de eerste boeken eigenlijk geen rol speelt. Zo wordt van de oud-soldaat Pidrèn verteld: ‘Hij bewaarde aan de veldslagen die hij had geleverd herinneringen die steeds kleurrijker werden en niemand waagde het ooit hem tegen te spreken. Jarenlang bleef hij brieven krijgen van mensen die net als hij de Egyptische en Italiaanse veldtochten hadden meegemaakt en in Spanje hadden gevochten. Brieven met herinneringen aan veldslagen, feestvierende steden, vechtpartijen en paarden. Maar in Rusland leek hij wel nooit te zijn geweest. Wanneer iemand soms die naam uitsprak, dwaalden zijn ogen af; hij wist nergens van. Zijn lichaam was bedekt met littekens en allemaal hadden ze namen van bossen, rivieren, legerkampen en bivakken waarvan hij de herinnering op zijn huid meedroeg. Maar er was geen enkel litteken dat aan Rusland herinnerde, het was alsof hij dat land ongedeerd was gepasseerd, als een duivel door het vuur.’
Rosetta Loy
m. van marle