Gedicht
Rêve prémonitoire
‘Ik droomde dat een stem mij wakker riep,
een maanroep van de straat.
maar tegelijk verschrikt,
liep ik in mijn pyama naar het raam.
ik zag een rouwkoets voor het venster staan
en de koetsier, een zwarte klep voor 't oog,
en riep verbijsterd: neen!
toen, met een schok gewekt
door mijn benauwden schreeuw,
in 't lijkbleek morgengrauw
drie dagen later in het warenhuis
stond ik te wachten op de lift, driehoog,
hij daalde snel en toen de boy,
een zwarte klep voor 't oog,
- de menschen stroomden samen in zijn kooi -
mij daar onzeker en alleen zag staan,
gaat u niet mee, mevrouw?
en toen ik, grauw van schrik, de oogen sloot,
voelde mijn lichaam reeds den helschen stoot
met twintig menschen neersloeg in den dood.’
Uit: Achter de vuurlijn van de horizon.
Verspreid gepubliceerde gedichten 1917-1940. Bezorgd door H.T.M. van Vliet.
Querido, 192 p., f 37,50.
Titel en gegeven zijn ontleend aan Julien Green, Journal II