Temperamentvol preekproza
‘Tegenwoordig is poëzie alleen maar hermetische poëzie, omdat zij zich heeft neergelegd bij het feit dat zij de wereld niet meer kan veranderen, zij durft niet meer kritisch te zijn. De poëzie is geen lied van haar tijd meer, maar hult zich in de mantel die schijn heet. Gaat u maar rustig slapen heren- en vrouwen-poëten, de hermetische poëzie is honderd jaar geleden door Ducasse opgeheven, zij is tot cynische hoogten gestuwd: zij kan uitsluitend nog opstandig en kritisch zijn.’ Het zijn de polemische slotzinnen van het nawoord dat René Sanders schreef bij de door hem vertaalde Poésie I en II van Isidore Ducasse (Lautréamont) en zes brieven van de dichter uit zijn twee laatste levensjaren (Uitgeverij Perdu, Kerkstraat 391, 1017 HX Amsterdam, f 27,50). Sanders' vertoog getuigt van een ongebruikelijk geworden vertrouwen in het belang en de vermogens van poëzie. Zijn uitspraken doen in toon en profetische stelligheid niet onder voor de aforistische beweringen van de bewonderde dichter zelf. Dat neemt niet weg dat het boekje waarmee hij Ducasse eerde, voorbeeldig mag heten.
Poésies (1870) werd geschreven na Les chants de Maldoror en kan worden beschouwd als een afrekening met de zwarte romantiek. ‘De melancholie en het verdriet zijn reeds het begin van de twijfel; de twijfel is het begin van de wanhoop; de wanhoop is het gruwelijke begin van de verschillende stadia van de kwaadaardigheid.’ De vertaling van dit temperamentvolle preekproza heeft het voor zo'n tekst onmisbare elan en munt uit door natuurlijkheid. Poésies werd uitstekend geannoteerd. Behalve de hooggestemde nabeschouwing leverde Sanders bio- en bibliografische gegevens en voorbeelden van de door Ducasse veelvuldig toegepaste verdraaiingen van gerenommeerde uitspraken in het werk van Vauvenargues of Pascal. In minder dan honderd bladzijden krijgt de lezer een overrompelend beeld van Ducasses uitzonderlijke persoonlijkheid en zijn invloed op de avant-garde van de twintigste eeuw.
EL