‘De jaren vijftig boeien me, toen de oorlog nog geen verhaal was geworden’
Gesprek met Martin Schouten over ‘Studio Voorland’
Arjan Peters
Tot een paar jaar geleden was Martin Schouten alleen bekend als journalist van diverse kranten en tijdschriften. De boeken die hij publiceerde, lagen in het verlengde van die arbeid, zoals de interviewbundels Werk en Voor de oorlog, de documentaires Rinus van der Lubbe en De zaak Oss, en boeken over hasj en jazz. In 1987 verscheen Schoutens eerste roman, Hotel Terminus, waarin de jeugd van Jacob Achterkamp in het Apeldoorn van de jaren vijftig en de relatie met Jacobs moeder centraal staan. Als opvolger van die roman is nu Studio Voorland gepubliceerd: in de Plantagebuurt van 1955 onderneemt Eddy Voorland een zoektocht naar zijn vader, een joodse fotograaf die in 1943 omkwam in Birkenau. Schouten is ook al geruime tijd toneelrecensent voor de Volkskrant. Hij voelt er niet voor om zich uitsluitend aan de schone letteren te wijden: ‘Mijn vak is schrijven. En dat neemt verschillende vormen aan. Journalistiek heb ik altijd aardig gevonden als motief om eens de deur uit te gaan en iemand te spreken. Als je alleen maar romans schrijft, zo'n rare kluizenaarsbezigheid, word je een zonderling type. Als je mijn lijst van publikaties overziet, kan je niet ontgaan dat ze vooral over historische onderwerpen handelen. In Voor de oorlog interview ik mensen over grote gebeurtenissen uit de jaren dertig, zoals het Jordaanoproer en de muiterij op De Zeven Provinciën. Toen ik daaraan werkte, had ik het plan om net zo verder te gaan met de naoorlogse periode, maar het bleek niet doenlijk om daarvoor hetzelfde procédé toe te passen. Wat zijn de gebeurtenissen uit de jaren vijftig? De dekolonisatie, maar dat is een boek op zich, en de rest van de onderwerpen vond ik weer te mager. Ik heb toen een andere vorm gezocht, die van de roman, om die thematiek deels onder te kunnen
brengen, maar ook omdat die naoorlogse tijd mijn geschiedenis is. Zo is Hotel Terminus ontstaan, een historische roman over de jaren vijftig en zestig, waarbij ik mijn eigen biografie als materiaal heb gebruikt, zoals elk leven voor mij materiaal kan zijn. Schrijvers zijn nu eenmaal dieven van kleptomanen, zoals Brecht zei. Bovendien had ik het toen druk en deze aanpak vergde weinig research.’
‘Studio Voorland gaat over de jaren vijftig - het hoort chronologisch gezien dus eigenlijk vóór Hotel Terminus - en hiervoor heb ik wel veel research gedaan. Toen de Hortus gesloten dreigde te worden, heb ik daar een reportage over gemaakt. Bij een 5 mei-gelegenheid heb ik de vrouw geïnterviewd die destijds de beroemde foto's van de binnenplaats van de Hollandsche Schouwburg (waar de joden zich in de oorlog moesten melden - AP) heeft gemaakt. Ik heb een oudgediende van de diamantbewerkersbond in de huidige Polaklaan opgezocht. Allemaal bruikbaar materiaal voor mijn boek. Als je een interviewboek maakt, heb je altijd gezeur van mensen die vooraf de tekst willen lezen. Ze zien dan op schrift staan dat ze “godverdomme” hebben gezegd en vinden dat vervelend voor de buren of gaan roepen dat hun echtgenoot of moeder een hartverlamming zal krijgen. Bij het schrijven van een roman heb je geen last van personages die opbellen om hun beklag te doen, en dat geeft een gigantische vrijheid. Anderzijds verschijnt dán het probleem van de geloofwaardigheid die intact moet blijven. Die krijg je er gratis bij als je een bestaand persoon beschrijft of interviewt. Een roman schrijven is moeizaam werk. Het gevecht om al dat materiaal op zijn goede plek te krijgen. Vorig jaar zat ik eindeloos te schuiven en te sleutelen aan Studio Voorland, tot me ineens een licht opging. “Wat ben ik toch een sukkel,” dacht ik, “de vorm van het boek is helemaal niet zo'n probleem: het is een blues!”
Martin Schouten kreeg naam als journalist en schrijver van documentaires: Rinus van der Lubbe en De zaak Oss. In 1987 publiceerde hij zijn eerste roman: Hotel Terminus. Onlangs verscheen een tweede: Studio Voorland. Een schrijver die geobsedeerd wordt door beelden van een verloren tijd. “Impliciet is het wel degelijk een commentaar op déze tijd. Het troebele van die naoorlogse jaren is nog steeds zichtbaar.”
Martin Schouten
steye raviez
Twaalf hoofdstukken met dezelfde dramatische opbouw als de twaalf maten van een bluesschema. Ja, toen viel alles ineens op zijn plek, een mooi moment.’