In de schaduw van de opgroeiende meisjes
John McGaherns ‘Amongst Women’: een pastorale elegie op Ierland
Amongst women door John McGahern Uitgever Faber and Faber, 184 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 50,80
Anthony Paul
John McGahern is een ingetogen en fijnzinnig schrijver met een rustige stijl en sterk provinciale Ierse thematiek, waarachter hij een vakman blijkt op het gebied van humor, welsprekendheid, spanning, psychologische diepgang en emotionele kracht. Amongst Women is zijn eerste roman sinds tien jaar, en zijn meest onderkoelde; het vrij korte, sober geschreven boek vertegenwoordigt het meest traditionele genre, de familiesage, en speelt in het melancholieke landelijke westen van Ierland, een kleingeestige, afgelegen wereld die zich vastklampt aan haar kleingeestigheid en argwanend de onwetende, onverschillige buitenwereld beziet die haar uitholt en ten slotte zal verwoesten. Dat klinkt allemaal misschien een beetje saai; maar de roman is toevallig wel een meesterwerk.
Als we McGahern moeten geloven staat in het middelpunt van de benauwende Ierse maatschappelijke werkelijkheid het gezin, en in het hart van het gezin staat ‘Daddy’. In dit geval de boer Moran, eigenaar van de boerderij Great Meadow. Hij heeft drie dochters, twee zoons, van wie er één al naar Londen is gevlucht en niet van plan meer is nog terug te komen, en een tweede vrouw, Rose. Het verhaal lijkt te spelen in de jaren vijftig of zestig en Moran wordt oud in een land dat hij heeft helpen vormen, maar dat hij verfoeit: in de onafhankelijkheidsoorlog was hij soldaat bij de IRA, maar nu zegt hij: ‘Ik word wel eens misselijk als ik zie waar ik voor gevochten heb... Moet je het land zien nu. Geleid door een stel bekrompen boeven dat op eigen voordeel uit is. Het had maar beter nooit kunnen gebeuren.’
Moran is een nurkse, verbitterde huistiran die niet in staat is tot werkelijk contact met de kinderen die hij liefheeft en die hij in een voortdurende toestand van spanning houdt met zijn woedeuitbarstingen, zijn gevit, zijn krenterigheid, en zijn onvoorspelbare vlagen van opgewektheid die soms even onrustbarend zijn als zijn woede (‘“Ik heb zo'n honger dat ik wel een klein kind zou lusten,” zei Moran, en iedereen lachte.’). McGaherns sobere proza zet Moran haarscherp neer: ‘niet rijk en niet arm, maar zijn haat en angst wat armoede betreft waren even hevig als zijn angst voor ziekte, wat betekende dat hij nooit arm zou zijn maar dat hij en iedereen in zijn omgeving zouden leven alsof ze paupers waren.’ De meisjes mogen dan het huis uitgaan naar Dublin of naar Londen, maar ze komen nooit echt weg: ‘Die eens zo machtige man was zozeer in hun leven doorgedrongen dat ze nooit echt van Great Meadow waren weggegaan’.
Morans gevit houdt zijn dochters in een voortdurende toestand van nerveuze spanning. ‘Gottegot, heb je ooit zulke mensen gezien,’ is zijn klaagzang: ‘Waarom moet hij altijd zo tekeergaan?’ is hun onbeantwoordbare vraag; ‘Daddy bedoelde daar niets mee,’ is het thema van de tactvolle, verzoeningsgezinde Rose. Maar zelfs bij Rose zijn er grenzen; in de begindagen van hun huwelijk ondervindt ze op pijnlijke wijze wat ze van Moran kan verwachten maar maakt ze ook duidelijk dat er grenzen zijn aan wat ze van hem accepteert. Het pijnlijke proces van de echtelijke aanpassing, de vaststelling van de machtsverhoudingen in huis, wordt nauwgezet en scherp beschreven.
Het enige dat voor Moran telt is het gezin, en in wezen ziet hij het gezin als een verlengstuk van zichzelf. De wereld buiten het gezin en het huis moet met behulp van rituelen op afstand worden gehouden. McGahern trekt ons mee in het ritme van de avonden in de boerderijkeuken, met kaartspel, familiegebeden, thee, de opluchting van vroeg naar bed gaan; hij beschrijft het benepen leven zonder ironie en met een sterk gevoel voor niet alleen de saaiheid maar ook de vertroostingen van wat Proust bestempelt als ‘gezegende Gewoonte’.
John McGahern
katharina rieppel/the sunday times