Tijdschrift
De redactie van De Tweede Ronde toont in het lentenummer (11/1) een misplaatste zendingsdrang. Voor een groot deel zijn de bijdragen hierin gewijd aan Turkse literatuur, omdat ‘over Turkije in brede kring weinig meer bekend is dan dat het een arbeiders exporterend, islamitisch land is’. Als het werkelijk zo is dat een willekeurige lezer hier niet meer weet van Turkije dan de sprookjes van duizend-en-één nacht en het optreden van een buikdanseres, dan helpt de lectuur van dit nummer vrees ik evenmin. Het is ook maar de vraag of een literair tijdschrift de geschikte plaats voor een dergelijke opvoeding is. Uit het vijftal prozabijdragen - twee van reeds overleden auteurs en drie van schrijvers van gevorderde leeftijd - komt de lezer in ieder geval niet veel nieuws te weten over hoe het in Turkije toegaat. Komisch is het verhaal ‘Hoe Hamdi de olifant werd opgepakt’ van Aziz Nesin over de vrolijke onbenulligheid van de plaatselijke hermandad. Het verhaal ‘Bedrana’ van de Koerdische auteur Bekir Yildiz is pijnlijk genoeg in zijn ernst even levensecht. De man Naif moet zijn eer wreken omdat zijn vrouw Bedrana is aangerand. En dat doet hij niet door de dader op te sporen, maar door met slinkse trucs zijn angstige en treurige vrouw om te brengen. Een fraaier overzicht geeft de uitgebreide bloemlezing uit de Turkse poëzie. Veel natuurlyriek, liefdesgedichten, politieke verzen en een aantal lofzangen op de stad Istanbul zijn hierin afgedrukt. Als je het Nederlands met het Turks vergelijkt valt het op dat in het origineel de gedichten veel frequenter rijmen dan in de vertaling. De indruk wordt daardoor gewekt dat er nogal vrij vertaald is. Van het gedicht ‘Mooi weer’ van Orhan Veli zijn twee vertalingen opgenomen ‘ter illustratie van de speciale problemen van vertalingen uit het Turks, een taal waarin de woorden vaak een rekbare betekenis hebben’. De redactie van
De Tweede Ronde, die zich al jaren met vertalingen bezighoudt, weet toch wel beter: die problemen gelden immers bij vrijwel iedere vertaling. Als je twee mensen vraagt een gedicht of prozafragment te vertalen, uit welke taal dan ook, krijg je bijna altijd twee tamelijk verschillende teksten. En de verschillen in de twee versies van ‘Mooi weer’ vallen overigens nogal mee. Van Orhan Veli wordt gezegd dat hij een Turkse Barbarberdichter is die ‘ernaar streefde de poëzie te ontdoen van poëtische elementen’. Dat zou voor de vertaler dan ook een aardige richtlijn kunnen zijn. Er staan veel mooie passages in deze negenendertig gedichten zoals bijvoorbeeld in het gedicht ‘Over het leven’ van Nazim Hikmet: ‘Dus neem je leven steeds zo ernstig op dat je nog op je zeventigste, zeg, olijven plant.’ Op de poëziebloemlezing volgt een tweetal komische samenspraken tussen Karagöz en Hacivat, die stammen uit een oude traditie. Dit Turkse schimmenspel is al eeuwenlang een vorm van satire. In Turkije zelf is het genre in onbruik geraakt, maar in de Turkse emigratie in Duitsland is het nieuw leven ingeblazen. De twee dialogen in De Tweede Ronde zijn van de in Amsterdam wonende Sadik Yemni en ze zijn nogal geestig. Het is natuurlijk altijd de moeite waard om te zien wat de botsing en het samengaan van twee culturen in de literatuur oplevert. Hierin wordt aardig de draak gestoken met de Nederlandse samenleving en de Nederlandse manier van doen. Karagöz is van dit tweetal de slimneus, die alles zegt wat hem in gedachten komt en Hacivat is de wat bedachtzamere aangever voor de geintjes van Karagöz. Het is de bedoeling dat deze sketches dit jaar nog worden opgevoerd door het Amsterdams Folkloristisch Danstheater.
EVA COSSEE
De Tweede Ronde f 12,50/f 44, - per jaar. Postbus 77, 5126 ZH Gilze.