Fleur Bourgonje
‘Dit is de gelukkigste zomer van mijn leven.’ Met deze zin begint de Amerikaanse feministe-filosofe-beeldend kunstenares-schrijfster Kate Millett haar aangrijpende verhaal over de zomer van 1980 die met geluk begon maar een van de verschrikkelijkste van haar leven moet zijn geweest.
In die zomer woont Millett op haar boerderij in Poughkepsie (N.Y.) die met behulp van vriendinnen is omgebouwd tot een kunstenaarscommune voor vrouwen. Dat wil zeggen: de verbouwing is nog in volle gang, de rekeningen blijven vooralsnog onbetaald en de toeloop van kunstenaressen is niet groot. Maar er heerst een sfeer van verwachting en creativiteit. Millett heeft een verhouding met Sophie Keir met wie ze een omstreden trip naar Iran heeft gemaakt om te protesteren tegen de onderdrukking van de vrouw door het bewind van Khomeiny; ze werden uitgewezen met het advies zich eerst met de onderdrukking in hun eigen cultuur bezig te houden. Sophie is de enige die op de hoogte is van Het Grote Geheim: Kate is gestopt met het dagelijks innemen van lithiumcarbonaat, een medicijn dat alleen bij ononderbroken en langdurige inname manisch-depressieve syndromen voorkomt. Syndromen waar Millett aan leed.
In 1973 was Millett door een buitengewoon kwetsende samenzwering van haar zusje, moeder, haar Japanse echtgenoot en haar Italiaanse geliefde Sita in een psychiatrische inrichting opgenomen waar de diagnose ‘manisch-depressieve psychose’ werd gesteld. Millett is zich altijd tegen deze diagnose blijven verzetten. ‘I never was crazy, was driven crazy, misunderstood’ werd haar lijfspreuk, indachtig de theorie van de Engelse antipsychiater Ronald Laing volgens wie waanzinnig worden een gezond antwoord is op een zieke wereld. Met behulp van mensenrechtenadvocaten verzette ze zich tegen haar gedwongen opname; ze won het proces. Maar niet lang daarna stortte ze in een diepe depressie die uitmondde in verschillende pogingen een eind aan haar leven te maken. Na een tweede opname moest ze het lithiumcarbonaat als regulator van haar extreme stemmingswisselingen wel accepteren, het lithium maakte haar ‘tam’ maar stelde haar ook weer in staat te werken, te reizen en nieuwe (liefdes)relaties aan te gaan.
THE LOONY-BIN TRIP
door Kate Millett
Uitgever Simon & Schuster, 316 p.
Importeur Van Ditmar, f 47,50
In de zomer van 1980, na zeven jaar afhankelijkheid van de diagnose en van medicijnen, na zeven jaar diarree en een onbeheersbaar geworden beven van haar schrijvers- en beeldhouwershanden, begint ze haar geheime ontwenningskuur.
Sophie, fel tegenstandster van het stoppen met lithium, verandert van geliefde in waakhond. Ze ziet in iedere stemverheffing, iedere gedachtenvlucht, elk teken van achterdocht en elke slapeloze nacht van haar vriendin de aanloop tot een nieuwe manische fase. Als Millett amper de benzine voor de communetractor kan betalen maar wel twee paarden koopt, is het hek tenslotte van de dam. Sophie schendt haar belofte om te zwijgen en belt in paniek Kate's familieleden en een psychiater op, de aangewezen combinatie voor rechtvaardiging van een medisch ingrijpen. Opnieuw wordt Millett door haar naaste naasten letterlijk met de rug tegen de muur gezet: óf ze neemt lithium óf de ambulance wordt gebeld. Binnen de kortste keren rijden er twee ziekenwagens van twee verschillende ziekenhuizen voor en zelfs de politie komt eraan te pas. Maar ze ontsnapt; haar razendsnelle, misschien wel manische reactie is haar redding.
Kate Millett
bert nienhuis
Kort daarop gaat ze naar Ierland, het land van haar voorouders, om een lezing te houden en solidariteit te betuigen met vrouwelijke politieke gevangenen die in hongerstaking zijn. Haar verwarde gedrag op Shannon-Airport alarmeert de op IRA-leden bedachte politie. Haar gegevens worden gecheckt en jawel, ze wordt afgevoerd naar het dichtstbijzijnde ‘gekkenhuis’ voor vrouwen. Ze krijgt een bed tus-
Vervolg op pagina 4