Immorele schelm met rappe tong
Quevedo's Zwendelaar: Spanjes oneerbiedigste satire
De zwendelaar door Francisco de Quevedo Tweetalige uitgave Vertaling Sophie Brinkman Uitgever BoekWerk, 424 p., f 35,-
Maarten Steenmeijer
Aan het begin van de zeventiende eeuw werd Spanjes beroemdste literaire personage geboren, Don Quichot. Cervantes liet zijn held pendelen tussen een droomwereld die wordt bevolkt door nobele ridders en schone jonkvrouwen en een werkelijkheid waarin heel wat minder hoogstaande mensen rondlopen.
Ongeveer tegelijkertijd stapte een ander legendarisch personage de Spaanse literatuur binnen: de schelm. Het verschil met Cervantes' nobele ridder had niet groter kunnen zijn. De schelm koestert geen schone idealen, aanbidt niet op platonische wijze een verre geliefde, laat zich niet leiden door altruïstische impulsen en geeft zich niet over aan diepzinnige bespiegelingen over liefde, deugd, rechtvaardigheid en andere verheven zaken. Hij heeft heel wat prozaïscher dingen aan zijn hoofd: zorgen dat hij te eten heeft, dat er voldoende kleren aan zijn lijf zitten, dat het ongedierte hem niet opvreet, dat hij 's avonds een dak boven zijn hoofd heeft. Hij is, kortom, voortdurend bezig te overleven, een taak waarvoor hij zich van meet af aan helemaal alleen gesteld ziet, want zelfs zijn ouders zijn veeleer een sta-in-de-weg dan een steun in zijn strijd om het bestaan.
Ook Don Pablos, een van Spanjes bekendste schelmen, beseft maar al te goed dat hij alleen op de wereld is. In geuren en kleuren vertelt hij zijn levensverhaal in De zwendelaar (El buscón, geschreven in 1604, voor het eerst in 1626 verschenen), voor zover bekend de enige schelmenroman van Francisco de Quevedo (1580-1645), Spanjes scherpste pen van de Gouden Eeuw. Opgelucht haalt Don Pablos adem wanneer zijn vader (barbier van beroep, dief in zijn vrije tijd) en zijn moeder (heks, hoer) op weinig zachtzinnige wijze het tijdelijke met het eeuwige hebben verwisseld. Nu deze twee levende bewijzen van zijn lage komaf er niet meer zijn, kan hij ongestoord proberen zichzelf wat meer aanzien te geven. De weg die hij daartoe inslaat is geplaveid met veinzerij: meer lijken dan je bent, in de hoop dat schijn op een gegeven moment werkelijkheid wordt.
Of Quevedo's schelm erin slaagt hogerop te komen, is niet met zekerheid te zeggen aan het abrupte slot van De zwendelaar. Pablos staat dan - na een reeks afwisselend komische en weerzinwekkende wederwaardigheden in diverse Spaanse steden - op het punt vanuit Sevilla de boot naar Amerika te nemen. Quevedo had zich voorgenomen om ook Pablos' avonturen aan de andere kant van de oceaan aan het papier toe te vertrouwen, maar daar is het, voor zover bekend, helaas nooit van gekomen. Don Pablos is een vroegtijdige literaire dood gestorven.
Het is echter weinig waarschijnlijk dat het deze schelm in de Spaanse koloniën beter zou zijn vergaan dan in het moederland: een schelm is een geboren verliezer, al zijn intelligentie en ondernemingslust ten spijt. Alleen al het feit dat al zijn groteske, immorele maar ook heldhaftige pogingen om zijn lot te verbeteren mislukken, zegt veel over de starre samenleving waarin hij zich beweegt. Opmerkelijk genoeg wilde Quevedo - zelf een aristocraat - deze starheid niet aanklagen, maar verdedigen: ieder moet zijn plaats in de samenleving weten. Wie dat niet doet, wordt gestraft.
Het is vanuit deze behoudende visie dat Quevedo de kwalen van zijn tijd via Pablos' rappe tong aan de kaak stelt: de hebzucht, de corruptie, de hypocrisie, de almacht van het geld, het egoïsme, de geilheid, de honger, de armoede. Op minder uitgesproken wijze maar niet minder scherpzinnig laat Pablos iets zien van het racisme en de almacht van de Inquisitie. Het Spanje van die tijd was geobsedeerd door de limpieza de sangre, de zuiverheid van bloed. Wie joods of moors bloed door zijn aderen had stromen - of wie daarvan werd beschuldigd - was zijn leven niet veilig.