Carel Peeters
Motoriek
dirk huyghe
Jaap Goedegebuure heeft wel iets over zich afgeroepen door een paar weken geleden (7 juli) in de Haagse Post te schrijven dat een ‘gestandaardiseerde norm’ onder de Nederlands gestudeerd hebbende critici de roman Wraak van Joost Niemöller als ‘ondermaats kwalificeert’. Dat leverde hem de geamuseerde toom van Niemöller zelf op. Ik weet niet wat er in Goedegebuure gevaren is, maar wie schrijft wat hij schrijft kan niet vrijuit gaan. Na een reeks namen genoemd te hebben van critici schrijft hij: ‘Zij zijn allemaal opgevoed met een leeslijst die volgens hun professoren het puikje van de Nederlandse literatuur uitmaakt. Leopold, Nijhoff, Vestdijk, voor minder deed men het niet. Zo is er een gemiddelde smaak en dus ook een gestandaardiseerde norm ontstaan.’ Zou dit waar zijn, dan is het maar al te begrijpelijk dat een schrijver die volgens die norm ondermaats bevonden wordt, uit zijn vel springt, wat voor boek hij ook heeft geschreven. Welke schrijver wil er door een ‘gestandaardiseerde norm’ beoordeeld worden?
Goedegebuure kan natuurlijk niet menen wat hij schrijft.
Het is jammer dat ik daar niet helemaal zeker van ben. Dat komt omdat ik dit geluid wel eens eerder heb gehoord, met name tijdens het beruchte symposium dat Hugo Verdaasdonk in 1985 in Tilburg organiseerde onder de tendentieuze titel: ‘De regels van de smaak’. Menige spreker voldeed toen doggedly aan de norm van Verdaasdonk en leverde een praatje waarin hij betoogde dat er inderdaad zoiets als regels van de smaak zijn en dat critici op elkaars lip zitten om ervan af te lezen wat ze vinden, om dat vervolgens zelf ook te vinden. In het bijzonder Kees Fens en Robert Anker hadden hun dag niet toen ze in deze geest voor de dag kwamen.
De vraag is: bestaan die regels van de smaak en is Goedegebuure zo eerlijk en cynisch om dat te onderkennen, de begrijpelijke toorn trotserend van een schrijver als Niemöller die er brodeloos van kan worden? Of hebben we hier te maken met het ‘regels-van-de-smaak-syndroom’, een variant - maar nu bij de critici zelf - van het populaire idee dat het altijd en overal kongsi's en groepjes zijn die de smaak bepalen? Praten die critici zich de regels van de smaak aan of is het een bedenksel van Verdaasdonk?
Ik heb me altijd verzet tegen het idee dat er regels van de smaak onder critici zouden bestaan, ik heb me ook altijd verzet tegen het idee van de kongsi's. Dan blijft er niet veel over.
In een maatschappij die niet louter bestaat uit kluizenaars zullen altijd overeenkomsten tussen mensen aan te wijzen zijn. Sterker nog: wie goed kijkt zal kunnen waarnemen dat er regels van het lopen zijn, hoe gevarieerd dat lopen er ook schijnbaar uitziet. Een regel is bijvoorbeeld dat men vooruit gaat of achteruit. Ook zijn er met een beetje goede wil regels van het eten te ontdekken, misschien nog wel minder gecompliceerd dan voor het lopen, omdat men op een paar manieren kan lopen (op handen of voeten), maar slechts op één manier kan eten.
Wie de recensies over Nederlandse literatuur van een jaar overziet, schrikt van de overeenkomst en zal onmiddellijk één regel van de smaak te pakken hebben: een verontrustend aantal critici schrijft over dezelfde boeken. Daar heb je het: ze hebben allemaal dezelfde smaak, ze schrijven allemaal over het nieuwe boek van M. Februari, Willem Frederik Hermans, Jan Siebelink, Jan Fontijn, Jacq Vogelaar, Hermine de Graaf. Dat is verdacht, daar móét een regel van de smaak achter zitten, dat kan niet anders.
De enige ‘regel’ die erachter zit is dat de critici verondersteld worden over de nieuwe boeken van de Nederlandse literatuur te schrijven. Als dat de veronderstelling is dan worden de boeken van M. Februari, Jan Siebelink enzovoort dus besproken, zoals het een regel is dat iemand die loopt voor- of achteruit gaat. Wie de recensies vergelijkt om overeenkomsten in smaak op het spoor te komen zal echter geen regels vinden, en waar ze wel worden gevonden hoeft helemaal geen sprake te zijn van een regel: dan hebben we te maken met al dan niet incidentele verwantschap in voorkeur tussen bepaalde critici. Wie het over regels van de smaak heeft hoeft alleen maar de recensies te lezen naar aanleiding van Au pair om te zien hoe wisselend van oordeel, motivatie en van perspectief ze zijn. Hetzelfde kan men doen met de recensies van De zonen van het uitzicht van M. Februari. Dan valt ook onmiddellijk op dat eronder de critici minimale stromingen te ontdekken zijn die een lichte voorkeur voor bepaalde schrijvers en boeken hebben, zoals de verwantschap tussen Anthony Mertens, Cyrille Offermans en Jacq Vogelaar. Zijn dat ‘regels’? Dat is alleen maar zoals het in de literatuur altijd gaat. Maar zelfs in zulke gevallen blijft veel onvoorspelbaar: Cyrille Offermans deelt bijvoorbeeld het enthousiasme van Anthony Mertens voor het boek van M. Februari in het geheel niet.
Het verbaast me dat Goedegebuure het demagogische ideefixe van Maarten 't Hart ovemeemt dat neerlandici de literatuur hebben overgenomen. Dit kan Maarten 't Hart blijven beweren en Goedegebuure kan het herhalen, maar het slaat op niets. Al de critici die worden genoemd ontlenen hun smaak, kwaliteit en overtuigingskracht al lang niet meer aan het feit dat ze ooit Nederlands hebben gestudeerd. Ze zijn de neerlandistiek al lang ontgroeid en lopen op eigen benen. Het hangt van hun individuele motoriek af of je door ze gecharmeerd wordt.
Bas Heijne is met vakantie