Vreselijke tragedie in de eendenvijver
De reeks lezingen over de Bloomsbury Group die de SLAA (Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam) in 1987 organiseerde begon met Noel Annan, de biograaf van Virginia Woolfs vader Leslie Stephen. Zijn lezing over de wisselende waardering die de groep door de jaren heen ten deel viel kreeg toen geen speciale titel omdat hij als inleiding op de reeks fungeerde, maar hij had er wel een, geheel conform de strekking: ‘Bloomsbury's Ups and Downs’. Annans lezing is als eerste bijdrage afgedrukt in het eerste nummer van The Charleston Magazine, een tijdschrift over ‘Charleston, Bloomsbury and the Arts’ uitgegeven door de Charleston Trust. Dat is de stichting die het museum beheert dat van het huis in Sussex is gemaakt waar Vanessa Bell (zuster van Virginia Woolf), Clive Bell en later Duncan Grant woonden, van 1916 tot 1978. Er valt natuurlijk veel te zien in Engeland, maar Charleston is een zeldzaam geval (het is sinds 1987 te bezoeken): het huis bestaat van top tot teen uit kunst en toegepaste kunst. Het hangt vol schilderijen en tekeningen van Vanessa Bell, Roger Fry, Duncan Grant, maar ook van veel verwante schilders uit die tijd, zoals Matisse en Picasso. Alle deuren zijn beschilderd, alle kasten (ook een enorme boekenkast), de tafels en veel wanden. Ook het servies, de vloerkleden en de gordijnen zijn van eigen makelij, ontworpen door Vanessa Bell, Quentin Bell en (de laatste generatie) zijn dochter Cressida. Charleston vertegenwoordigt de sfeer van informele avant-garde (ook wel omschreven als een ‘lovely recklessness’) die onder de leden van de Bloomsbury Group heerste, wat de kunst betreft vooral geïnspireerd door de nieuw-impressionistische ideeën van Roger Fry en zijn Omega Workshop. In het boekje dat Quentin Bell (de biograaf van Virginia Woolf), Angelica Bell, Henriette Garnett en Richard Shone over Charleston schreven (Charleston, Past and Present - The Hogarth
Press, tegelijk inleiding en catalogus) geeft een idee van wat er allemaal te zien is. Toch is het geen echt museum en heeft het nog steeds het karakter van een huis waarin geleefd wordt. Dat is tot op zekere hoogte ook zo, gezien de vele activiteiten (vooral lezingen) die er georganiseerd worden en waarvan dit eerste hummer melding maakt. The Charleston Magazine (dat twee keer per jaar zal verschijnen) zal artikelen bevatten die enige relatie met Bloomsbury, het huis en de daar beoefende kunsten hebben, in kleur geïllustreerd met relevante schilderijen en afbeeldingen. In het eerste nummer staan artikelen over Duncan Grant en Virginia Woolf, over de moeite die het kostte een biografie (drie delen) over John Maynard Keynes te schrijven (door Robert Skidelsky), over de creatieve sfeer die in en rond Charleston heerste (‘The whole tenor of Bloomsbury aesthetics was an avoidance of the sententious and ponderous,’ schrijft Fiona MacCarthy) en een bijzonder, niet eerder gepubliceerd verhaal van Virginia Woolf uit 1899, toen ze zeventien jaar was. Het heeft de vorm van een verslag in de plaatselijke krant uit het gebied waar het verhaal zich afspeelt, Huntingdonshire. In de zomer van 1899 had de familie Stephen (bestaande uit vader, Virginia, Vanessa, Thoby, Adrian en nicht Emma Vaughan) een huis gehuurd met een tuin en een eendenvijver. In ‘A terrible tragedy in a duckpond’ doet de schrijfster volgens de regels van de kunst zoals beoefend in lokale kranten verslag van het kapseizen van een boot en het bijna verdrinken van de uitgelaten inzittenden. Anne Olivier Bell zinspeelt er in haar inleiding niet op, maar er is natuurlijk geen enkele lezer van dit verhaal die hierbij niet moet denken aan het feit dat Virginia Woolf zich jaren later (in 1940) zou verdrinken in eenzelfde vijver in de buurt van Monks House. (Charleston Farmhouse, adres: nr. Firle, Lewes, East Sussex BN8 6LL, is van begin april tot eind oktober te
bezoeken op woensdag, donderdag, zaterdag en zondag van 2-6 uur. Tel. 09.44.32 183.265. The Charleston Magazine kost £2,95).
CP