Gedicht
Hoe achteraf geen wonder
Een zon als Gods ontstoken oog
en jij licht malend in het veld,
een zonderling die men wel kent.
De Borinage, dat met Sien
- son of a preacherman misschien?
Elders mompelt zo een op straat,
balt onbestemd een diepe blik,
geval voor het Leger des Heils
en op een ochtend weggeveegd.
Maar een groot schilder is naar je genoemd.
Je ziel zeilt in catalogi.
Roulin brengt voor het middageten
veilingrecords, het Vincentennial.
Men leert je stoel, herkauwt het oor,
je zelfmoord zit achter het raam,
waar ben je allemaal geweest?
en hoe je jong en Jezus was.
Hoe achteraf dus helemaal geen wonder
dat je de schilderij inzwierf, stierf, er
op eigen houtje een draai aan gaf.
ROB SCHOUTEN
Uit: Ommuurd veld. 30 gedichten (van 30 dichters) voor Van Gogh. Uitgave: Stichting Van Gogh 1990 in samenwerking met Meulenhoff, 48 p., f 35,-