‘Ik ben bang, Miriam, daarom ben ik soldaat’
Peter Sichrovsky's interviews met jonge Israeli's
Die kinder Abrahams Israels junge Generation door Peter Sichrovsky Uitgever Kiepenheuer & Witsch, 207 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 25,05
Rinke van den Brink
De Weense en joodse schrijver en journalist Peter Sichrovsky heeft van het interview-fleuve zijn specialisme gemaakt. Na boeken waarin hij de tweede generatie joden in de Bondsrepubliek en Oostenrijk (Wir wissen nicht was morgen wird, wir wissen wohl was gestern war) en kinderen van nazi's (Schuldig geboren) aan het woord liet, heeft hij nu volgens dezelfde beproefde methode een bundel interviews met jonge Israëli's gepubliceerd.
Het beeld van Israël dat uit Die Kinder Abrahams oprijst, is er een van verscheurdheid, van scherpe tegenstellingen, van een culturele smeltkroes. Verscheurdheid over de vraag of er met de PLO onderhandeld moet worden, en over de rol van religie en traditie in het dagelijks leven. Tegenstellingen tussen joden en Palestijnen, maar ook tussen asjkenazische en sefardische joden, tussen vromen die zover gaan dat ze de staat waarin ze leven afwijzen en fanatieke atheïsten die bij voorkeur op hoge joodse feestdagen varkensvlees eten en de bloemetjes buitenzetten.
Een smeltkroes tenslotte, vanwege de ongekend diverse bevolkingssamenstelling. ‘Wie de Israëli is kan ook ik na de interviews niet zeggen,’ schrijft Peter Sichrovsky in zijn voorwoord. ‘Ze hebben dezelfde pas en spreken vaak dezelfde taal, als ze er tenminste lang genoeg gewoond hebben (en ook dan niet altijd). (...) Het zijn Duitse filosofen, Siberische berenjagers, Arabische sprookjesvertellers, Afrikaanse medicijnmannen en Amerikaanse popzangers. En niet zelden dat allemaal tegelijk.’
Die diversiteit komt overigens in de bundel niet altijd evenzeer tot uitdrukking. Van de tweeëntwintig gesprekken met Israëli's tussen de tweeëntwintig en vijfenveertig jaar is er een aantal dat onderling tamelijk veel overeenkomst vertoont en waarvan de opname meer ingegeven lijkt door de ‘noodzaak’ om aan een bepaald aantal pagina's te komen, dan door hun belangwekkendheid. Daar staan echter veel indringende interviews tegenover. Dat met de zesendertigjarige sefardische Jakov bijvoorbeeld, die vertelt over zijn opgroeien in ‘een getto voor zwarten, waar alleen maar oriëntaalse joden woonden. De scholen waren slechter, de woningen waren slechter, de “zwarten” die er woonden waren vergelijkbaar met de zwarten in de VS.’ Voor veel van Sichrovsky's gesprekspartners is religie een centraal thema. De eenenveertigjarige Eli is zoon van gelovige Duitse joden. Op de middelbare school keerde hij zich van het geloof af. Zes jaar geleden nam hij met zijn vrouw deel aan een religieus seminarie - ‘meer om er voor een lage prijs eens een paar dagen lekker uit te kunnen’, zegt hij. Nu woont hij met zijn gezin in een vrome nederzetting op de Westbank. ‘Ik geniet van de rust op zaterdag, de vrijdagavond met de familie. Geen rondrennen meer op zoek naar afleiding en vermaak. Het is net een reis naar binnen, in een teruggetrokken, stille wereld.’