‘Geld zonder my, is beter dan ik zonder geld’
H. Brandt Corstius' keuze uit de brieven van de weerbarstige Multatuli
Brieven van Multatuli door E. Douwes Dekker Gekozen door H. Brandt Corstius Uitgever Querido, 244 p., f 39,90
Marita Mathijsen
Merkwaardiger bloemlezing dan die van Brandt Corstius uit de brieven van Multatuli ken ik niet. Een dergelijke combinatie van bewondering en verachting in de bloemlezer ben ik nog nooit tegengekomen. Bewondering straalt Brandt Corstius uit voor de brieven, zijn materiaal. Verachting voor al het overige dat te pas komt aan een bloemlezing uit historische teksten. Hij lapt alle regels van het vak aan zijn laars en geeft uit zonder behoorlijke bronvermelding, zonder bruikbare toelichtingen, vrijwel zonder commentaar. En wat hij wel geeft is geschikt om een consciëntieuze editeur aan het schaterlachen te brengen. Zo verantwoordt hij zijn bronnen van na 1880 (Multatuli's brieven zijn tot en met dat jaar in de Volledige werken uitgegeven) als volgt: ‘De teksten van brieven na 1880 (...) heb ik aan andere gedrukte bronnen ontleend.’ O arme afschrijvers, dankbaar fotokopieert Brandt Corstius uw noeste arbeid en bij wijze van erkentelijkheid niet eens een naambordje! Personen die in de brieven voorkomen worden als volgt van een complete historische achtergrond voorzien: ‘Baron Alexander Leonard van Plettenberg was eeuwig student in Delft. Hij was getuige bij Dekkers tweede huwelijk.’ Of: ‘Mr. Jacob van Lennep was zevenenvijftig toen hij het manuscript van Max Havelaar te lezen kreeg, dat hij in 1860 bij boekhandel De Ruyter uitgaf.’ Of deze dodelijke: ‘Jacobus Jan Cremer schreef rond 1860 onverbiddelijke bestsellers over het leven in de Betuwe.’ Ook Brandt Corstius' inleiding lijkt meereen parodie op de gebruikelijke ‘amuse-gueule’ te zijn dan een werkelijke poging de lezer warm te maken voor wat volgt. Ik citeer een paar voorbeelden: ‘De Nederlandse schrijver Eduard Douwes Dekker, die van 1820 tot 1887 leefde, heeft veel brieven geschreven’; ‘Ook in de tijden, en die waren er veel, dat hij geen zin had om proza te
schrijven, schreef hij vaak brieven’; ‘De brieven zijn in tijdsvolgorde afgedrukt. In de Volledige werken is dat ook geprobeerd.’
E. Douwes Dekker
Maar van de andere kant spreekt Brandt Corstius een ruimhartige bewondering uit voor de brieven zelf in deze zinnen: ‘Al zijn brieven zijn prachtig. Ik koos de prachtigste.’ Welke brieven vindt Brandt Corstius nu de ‘prachtigste’? Jammer genoeg is er geen vergelijkingsmateriaal, want een bloemlezing uit alle de tot nu toe gepubliceerde brieven bestond er nog niet.
Brandt Corstius zelf voert de schoonheid aan als zijn voornaamste criterium om bepaalde brieven op te nemen. Hij wil demonstreren dat deze brieven ook zonderde biografische, polemische, literair-historische of historische achtergrond de moeite van het lezen waard zijn. Schoonheid moet voor hem dus onafhankelijk van dergelijke achtergronden kunnen bestaan. Ik krijg de indruk dat schoonheid voor hem niet alleen virtuositeit in taal betekent - alle brieven van Multatuli zijn virtuoos geschreven - maar ook zoiets vertegenwoordigt als botte oprechtheid en prikkelbaarheid. Met kennelijk genoegen laat Brandt Corstius zien hoe Multatuli zijn vrouwen gekweld heeft met gedetailleerde beschrijvingen van zijn relaties met andere vrouwen. De liefdesbrieven aan Tine zijn zelfs helemaal gegroepeerd om een affaire die Dekker onder het mom van eerlijkheid aan zijn verloofde meedeelde. Ruim plaats geeft Brandt Corstius ook aan brieven waarin Multatuli van zijn vrouwen hartstocht verlangt, of haar gebrek aan passie verwijt.
Brandt Corstius' Multatuli is bepaald geen bevlogen hervormer. Er is heel wat kennis van Multatuli's werk, met name Max Havelaar en de Ideën nodig om de betweterige en zeurderige toon van vele passages in de brieven te kunnen verdragen. De bloemlezer heeft geen moeite gedaan de klagerige kant van Douwes Dekker te verbergen. In dit kader passen ook de antibrieven die Brandt Corstius koos: een soort neergekrabbelde kreten zoals deze compleet geciteerde brief van 12 mei 1871 aan zijn uitgever: ‘van Helden ik verzoek antwoord!’
Brandt Corstius' keuze uit de vele brieven geeft vooral ruimte aan de schrijverspersoonlijkheid. In de eerste brief die Brandt Corstius citeert, bestelt Douwes Dekker papier en enige bossen pennen, en de bloemlezer plaatst deze bestelling op een bijna programmatische wijze aan het begin van zijn bundeling. Multatuli was al vijftien jaar voor zijn debuut overtuigd van zijn schrijversroeping. Hij schreef toen aan zijn verloofde: ‘Geene betrekking zoude mij beter passen dan die van schrijver dat heet, als ik mij eerst een jaar of tien oefende en er mij geheel op toelegde.’ De conflicten en ruzies die in de brieven naar buiten komen, zijn meestal een gevolg van Multatuli's opvatting over de schrijverij. Hij is snel gekwetst en maakt dan ruim baan voor zijn emoties.