Superman onder de Indianen
Een toegift op H.C. ten Berges mythische vertellingen
Mijn naam is schurft door H.C. ten Berge Uitgever Meulenhoff, 104 p., f 29,50
Jacques Kruithof
De dichter en schrijver H.C. ten Berge laat zich al jarenlang inspireren door oudere en vreemde culturen: de middeleeuwen, de Azteken, en vooral de schriftloze volkeren uit het hoge Noorden: Siberiërs, Indianen en Eskimo's. In de jaren zeventig publiceerde hij enkele bundels met vertaalde en geannoteerde mythen en fabels, die enkele jaren geleden herzien en uitgebreid in drie delen opnieuw zijn uitgebracht: een waar monument voor een uitstervend verhaalgoed.
Wat Ten Berge in deze polaire vertellingen fascineert, heeft hij eens voortreffelijk uitgelegd met een citaat van de Russische schrijver Abram Terts: ‘We zijn als het ware bij de geboorte van de kunst aanwezig wanneer de aarde van de folklore nog gloeiend dampt en door de kiemen van de metaforen zwelt, wanneer het leven van de taal, herinnerend aan het wonder van zijn ontstaan, nog goocheltrucs vertoont waarvan het sprookje is vervuld en bruist, zoals het ook is vervuld en bruist van raadsels, van alle mogelijke schurkerij en bedrog, verzinsels en listen. Hier begrijpen wij dat alle universele kunst bewogen wordt door een in ons verborgen, niet te stillen dorst naarhet wonderbaarlijke.’
In Mijn naam is Schurft heeft Ten Berge twee verhalen bijeengebracht van Indiaanse volken uit het noordwesten van Canada. Beknopte versies stonden al in zijn Mythen en fabels van noordelijke volkeren; de varianten hier, rond de eeuwwisseling opgetekend, zijn uitvoeriger en beter, meer een ‘welgevormd’ relaas. Het boekje kan beschouwd worden als een toegift op de grote uitgave (die ook een omvangrijker en zeer nuttige toelichting op het leven en denken van de betrokken stammen geeft); voor wie haar niet kent, laat het zich heel goed als kennismaking en inleiding gebruiken - want dat de wereld van deze verhalen fascinerend is, daar kan ik Ten Berge alleen maar in bijvallen.
H.C. ten Berge
roeland fossen
De vertaler en bezorger leunt in zijn commentaar op beide vertelsels vooral op Claude Lévi-Strauss, die benadrukt dat ze vier aspecten van het leven van deze volkeren belichten: hun aardrijkskunde (hun kennis van de omringende, altijd bedreigende wereld), hun economie (als vissers en jagers), hun sociologie (de onderlinge betrekkingen, noodzakelijk om te kunnen overleven) en hun kosmologie. Kortom wat mythen altijd zijn: een verhalende, zowel leerzame als amusante ordening en verklaring van het leven op aarde, en van wat voegzaam of onvoegzaam is.
De twee verhalen gaan over legendarische figuren en hun omzwervingen door natuur en bovennatuur - wat overigens voor vertellers en luisteraars ervan denkelijk geen helder of vanzelfsprekend onderscheid was. Deze volkeren in hun barre omstandigheden kenden geen goden in de gebruikelijke metafysische betekenis van het woord: hun verhalen draaien om natuurkrachten die gerespecteerd en, als het even kan, in het eigen voordeel beïnvloed moeten worden.