Tot echt vervalst
Waar ben ik eigenlijk bij geweest? Ik was in New York toen er in één dag het meeste regenwater van de eeuw viel. Op een veiling in Parijs zag ik iemand een cheque van een ton uitschrijven voor één boek. En als ik diep nadenk kan ik nog wel een paar van dergelijke gebeurtenissen noemen, en misschien hebben die zelfs wel iets geschokt (mijn wereldbeeld van weermannen en boekenliefhebbers bijvoorbeeld) maar niet de wereld. Nergens ben ik bij geweest als ik ‘erbij zijn’ meet naarde verhalen in Eyewitness to History, een bundel journalistiek onder redactie van John Carey (Avon Books, importeur Van Ditmar, f 30,30), die dwars door de geschiedenis snijdt met de scherpgepunte pennen van degenen die erbij waren. De pest raast door Athene en Thucydides schrijft erover. De Grieken marcheren op naar de Zwarte Zee in 401 voor Christus en Xenophon loopt voorop. Rome brandt en Tacitus is onze razende reporter. Plato zat er dan wel niet zelf bij toen Socrates de gifbeker met dollekervel leegdronk, maar hij kende tenminste iemand die erbij had gezeten en ernaar had gekeken. Dan zijn we op pagina veertien, dan hebben we al te veel meegemaakt voor één mensenleven, en dan moeten we nog tot pagina 686 waar James Fenton op de Filippijnen ooggetuige is van de val van Marcos. ‘De gebeurtenissen uit de historie van de westerse wereld,’ schreef James Fulsom, ‘zijn van zulk een dramatische betekenis dat ze niets anders eisen dan onvervalste reportages, vandaar de valse kwaliteit van de Westerse literatuur.’ Wie die stelling onderschrijft (ik niet), zal Eyewitness onmiddellijk omdopen tot bijbel. Zo ver wil ik niet gaan, hoe indrukwekkend de bundel ook is. Geef mij maar literatuur met veel ongemakken. Waarmee ik Carey niet Fulsoms stelling wil aanwrijven. Careys keuze van ooggetuigenverslagen buigt alleen iets te diep voor drama in de eenvoudige zin van
het woord. Drieënvijftig fragmenten over de Tweede Wereldoorlog (120 pagina's) lijkt me wat veel, behalve voor degenen die De Jong nu voor de vijfde maal aan het lezen zijn. En hoe verklaar je dan, dat de Eerste Wereldoorlog het met ‘slechts’ negentien stukken moet doen? Echt drama slijt niet. Misschien is de bundel zo dik omdat waarschijnlijk geen enkele lezer alles zal lezen. Ikzelf wens niet paard te rijden met de Oostenrijkse cavalerie, de eerste tank in actie te zien, of op de eerste rij te zitten bij Joe Louis tegen Max Schmeling. Dit is een bundel waarbij de lezer vooral op zichzelf zal moeten vertrouwen. En daar is hij dik genoeg voor. Prachtige stukken: George Bernard Shaw over de begrafenis van zijn moeder; Lady Mary Wortley Montagu als vrouw in een Turks bad in Adrianopolis; Noorse vissers in 1432 beschreven door Cristoforo Fioravanti; een besnijdenis in het Rome van de zeventiende eeuw, gezien door het oog van John Evelyn; scheurbuik, beschreven door Richard Walker; een tuin van de Inca's; het balsemen van een patriarch; de acteur Garrick die Hamlet speelt. Dát zijn wat mij betreft gebeurtenissen met een ongekende pracht of dramatiek. Daar zou je bij geweest willen zijn, dat zou je willen vervalsen tot geschiedenis. In Parijs kwam ik uit een bioscoop. Om de hoek had terrorist Carlos juist twee politiemannen doodgeschoten, terwijl wij naar Hitchcock hadden zitten kijken. En zo wil ik dat houden: om de hoek. Al die veldslagen, oorlogen, en bijbehorende Marcossen en Carlossen, die doen het maar zonder mij. Ik wil de wintertuinen van D.H. Lawrence, met Pepys naar de brand van Londen, met Lady Mary in het Turkse bad. Met een boek. Ooggetuige ben ik levenslang van mezelf. Blij met veel regen in New York.
ES