Gedicht
Als een jachthond, het trillende waterhoen
in zijn hijgende bek, zo springt je blik
over de bladzijden. Tijd, tijd. Nu alles
minder waard wordt stijgen de prijzen voor poëzie.
Ach, het oude, het werk van de opwinding,
het verlammende geweld van pas voor pas.
Maar waar is de macht van de substantieven,
die jou je plaats wees? Open deuren
naar het midden, naar de wachtwoordtrefwoordstrijd
om theologische tarwe, goddeloos kaf,
om een idylle, uit was gekneed.
Uit: Idyllen, illusies. Dagboekgedichten. Vertaling Cees Nooteboom. De Bezige Bij, 74 p., f 29,50.