Gesoigneerd
De vele honderden brieven tussen de negentien jaar geleden in Kaapstad, Zuid-Afrika, overleden literator Jan Greshoff en de zeventien jaar geleden gestorven uitgever Sander Stols hebben voornamelijk de buitenkant van boeken als onderwerp. Létterlijk. ‘Maar wat toch zeker naast de gesoigneerde text de hoofdzaak is, dat is het gesoigneerde uiterlijk,’ schreef de tweeëntwintigjarige Stols op 16 februari 1922 in zijn eerste brief. Hiermee was hij aan het goede adres bij Jan Greshoff, die in die jaren het hoofdredacteurschap bekleedde van de Nieuwe Arnhemse Courant maar ook in het bibliofiel-literaire circuit een aanzienlijke rol speelde.
Al in 1910 had Greshoff (toen precies zo oud als Stols in 1922) samen met J.C. Bloem de bibliofiele reeks ‘De Zilverdistel’ opgericht, die later toevertrouwd werd aan P.N. van Eyck. Eerder had Greshoff aan de wieg gestaan van De Witte Mier, een tijdschrift ‘voor de vrienden van het boek’ dat volgens de bezorgers van Beste Sander, Do it now! een belangrijke impuls gaf aan het in die jaren bedroevende niveau van de boekverzorging in Nederland. Zijn eerste brief aan Stols ondertekende hij met ‘Palladium’, een bibliofiele reeks onder redactie van Greshoff, Bloem en Jan van Nijlen, vormgegeven door Greshoffs zwager Jan van Krimpen.
Jan Greshoff, ca. 1936
foto's collectie letterkundig museum
A.A.M. Stols
Greshoff zocht contact met Stols toen de student en drukkerszoon (zijn vader was firmant van de Maastrichtse drukkerij Boosten & Stols) een bibliofiele reeks Trajectum ad Mosam gestart was met Joost van den Vondels Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste - een werkje dat Greshoff óók wilde heruitgeven. ‘Om in ons kleine land volkomen onnoodige coïncidentie's op dit gebied te voorkomen, zou ik gaarne met u in nader contact treden,’ schreef Greshoff. Diens goedbedoelde bemoeizucht werd door beginneling Stols naar waarde geschat: ‘Heel zeker wil ik U niet in Uw vaarwater zitten. (...) Gaarne zie ik dan ook uw voorstellen tegemoet.’
Greshoff greep de uitgestoken vinger beet en hield hem vast tot ver na de Tweede Wereldoorlog. Groot was zijn aandeel in de fondslijst van Stols, een kleurrijk palet van bibliofiele reeksen: Atlantis-serie, De Halcyon Pers. To the Happy Few, Helikon, Kaleidoscoop, Luchtkasteelen, Orpheus, De Schatkamer, Standpunten & Getuigenissen, Ursa Minor, et cetera. Stols overdreef dan ook niet toen hij schreef dat hij er in de loop der jaren dankzij Greshoffs literair-bibliofiele zendingsdrift in geslaagd was ‘een fonds op te bouwen, waarin de hedendaagsche Nederlandsche poëzie op haar best vertegenwoordigd is’. Van Schendel, Nijhoff, Morriën, Roland Holst, Slauerhoff, Hoornik, Bloem, Van Nijlen, Du Perron, Achterberg, Marsman, Vestdijk, zij en nog diverse andere kanonnen proefden meermalen het genoegen te publiceren onder Stols' allengs in aanzien stijgende imprint.
Behalve namen, manuscripten, typografische adviezen enzovoorts zond Greshoff ook zijn éígen manuscripten aan de vaak op de financiële afgrond opererende, semi-professionele uitgever Sander Stols. ‘Brave Broeder in Bibliofilia’ noemt Greshoff hem in een brief. Braaf ook publiceerde Stols het overgrote deel van Greshoffs letterkundige voortbrengselen. Salma Chen en Sjoerd van Faassen laten het in hun inleiding (door Van Faassen eerder in oerversie gepubliceerd in Optima) een beetje in het midden of het misschien vooral Stols' bereidwilligheid híértoe geweest is welke de literator zo langdurig aan Stols vastgeklonken heeft. ‘Enerzijds was Greshoff van onschatbare waarde voor Stols door zijn vele contacten en ideeën, anderzijds kan de vraag gesteld worden of Greshoff zoveel van zijn bundels had kunnen publiceren bij andere uitgevers dan Stols.’
Maar als Stols al in zijn maag zat met Greshoffs bundels, dan stond er voor hem toch meer dan voldoende tegenover. ‘Ik heb als uitgever én als vriend heel veel aan Greshoff te danken,’ zegt Stols in Jan Greshoff, gangmaker en bemiddelaar (Haarlem, 1979). Hun vriendschap klinkt in de hartelijk getoonzette correspondentie ruimschoots door. Greshoff: ‘Amuseer je maar kostelijk, kerel. Laat het nu niet alléén een zaken, maar ook een ontspanningsreis voor je zijn.’ Stols, toen Greshoff in 1939 naar Kaapstad vertrok: ‘Moge het verblijf aldaar je voor je werk de zoo gewenschte rust geven. Ik
Vervolg op pagina 9