Zijn, niet gezien worden
De smetten op de naam van de gebroeders Wallenberg
Zaken doen tot elke prijs De economische collaboratie van neutrale staten met Nazi-Duitsland door Gerard Aalders en Cees Wiebes Uitgever Sdu, 264 p., f 42,50
Jan Meyers
Gerard Aalders en Cees Wiebes hebben in Zweden een megaliet in een rimpelloze vijver laten vallen. Hun boek, dat aanvankelijk in het Engels verscheen onder de titel The Art of Cloaking, bracht de aldaar semi-sacrale naam Wallenberg in diskrediet. En terloops raakten zij daarbij ook aan het verdriet van Zweden: de niet al te respectabele houding van dit land tegenover Hitler-Duitsland.
Dat neutrale landen en/of hun onderdanen profiteren van andermans oorlogen is zo oud als de wereld. Idem dat ze, wanneer hun dat tot voordeel strekt, de partij steunen die moreel het ongelijk aan haar kant heeft. In de Tweede Wereldoorlog waren het niet alleen Zweden die handjeplak deden met de nazi's, ook Zwitsers, Portugezen en Turken deden dat. En in Zweden waren het niet alleen de Wallenbergs, ook bijvoorbeeld Birger Dahlerus die aan de vooravond van de aanval op Polen nog voor vredesengel speelde. Zakens doen tot elke prijs gaat vooral over de diensten die de gebroeders Jacob en Marcus Wallenberg (de auteurs hebben een voorkeur voor het anglicisme ‘Wallenbergbroers’) aan de nazi-economie hebben bewezen. De ondertitel is dan ook minder juist, ook al omdat collaboratie samenwerking met de vijand suggereert, waarvan bij neutralen per definitie geen sprake is.
Groot was de macht van de Wallenbergs die via hun Enskilda-bank reikte tot in grote concerns en regeringskringen. Geheel conform het familiedevies - Esse non videri (‘Zijn, niet gezien worden’) - was deze invloed in veel gevallen moeilijk aanwijsbaar. Broeder Jacob (1892-1980) verzorgde de contacten met Duitsland - niet alleen met de nazi's, ook met Karl Goerdeler, exponent van het conservatieve verzet tegen Hitler - en Marcus (1899-1982) met de westerse geallieerden van wie hij een vurig aanhanger heette te zijn. Een onberispelijke houding in de jaren 1939-1945 was een van de aspecten van hun imago. Ten onrechte, zeggen Aalders en Wiebes. De broers verleenden hand- en spandiensten aan voor de Duitse oorlogvoering vitale concerns als Bosch, Krupp, IG Farben. Ze waren betrokken bij de financiering van schepen voor de Kriegsmarine, de zwaar-waterproduktie voor de Duitse atoombom, leveranties van kogellagers voor Hitlers oorlogstuig. Voorts bemiddelden zij bij het omzetten van Duitse oorlogsbuit in klinkende munt, met name van uit joods bezit geroofde effecten. Met de opbrengst financierden de Duitsers de reis van de joden naar de Endlösung alsmede de bouw van het concentratiekamp Vught.
De Wallenbergs speelden een belangrijke rol bij de cloaking van Duitse bedrijven in het buitenland. Daardoor werd verdoezeld dat die bedrijven Duits waren. In de Eerste Wereldoorlog hadden de Duitsers hun ondernemingen in vijandelijk gebied geconfisqueerd zien worden. Ze hadden hun les geleerd. Tijdens het interbellum namen zij hun toevlucht tot dekmanteloperaties die erop neerkwamen dat buitenlandse dochterondernemingen van Duitse industrieen werden getransformeerd tot neutrale firma's, zodat zij in geval van een nieuwe oorlog gevrijwaard zouden zijn van inbeslagneming. Daardoor was het bovendien soms mogelijk dat Duitse concerns een vinger in de pap van de geallieerde oorlogsproduktie hadden. IG Farben wist bijvoorbeeld door samenwerking met Standard Oil en door het beheren van patenten de aanmaak van synthetische rubber en benzine door de Amerikanen tegen te werken.