Kinderboeken
Het lastige van een serie is dat je alle delen moet lezen als je er ooit aan begonnen bent. Ik geloof dat jongens dat vroeger hadden met de Bob Evers-serie, ik zelf had het met Sanne van Havelte en Cissy van Marxveldt, en later heb ik het seriegevoel gekregen bij de Tillerman-boeken van de Amerikaanse Cynthia Voigt. Ze begonnen gewoon met een spannend reisverhaal van vier in de steek gelaten kinderen, die zelf maar moeten zien hoe ze het redden, zonder vader of moeder. Ze redden het natuurlijk, want zo is de ijzeren wet van het kinderboek gelukkig wel, maar ondanks die gegeven goede afloop las ik Onder de blote hemel achter mekaar en ademloos uit. De kinderen waren ingewikkeld en spannend, de oudste van dertien, Dicey, voorop en het verhaal was niet zielig maar wel ontroerend en zo geschreven dat het de aandacht vasthield: compact, stevig, helder. Een prachtig boek. Daarna volgden bijna elk jaar nieuwe delen van de serie over de kinderen Tillerman: ze kwamen bij een grauwende, moeizame grootmoeder te wonen, ze gingen naar school en kregen vrienden die allemaal op hun beurt weer net zulke ingewikkelde en moeilijke levens bleken te leiden, maar het uiteindelijk toch bleken te redden in het leven. En dan werd er weer veel gezongen bij Gro (de grootmoeder) in huis, en er werd lekker gekookt door de mooie, maar wat wezenloze Maybeth. En het gevoel dat alles uiteindelijk heel erg in orde komt als je maar je best doet en het leven met z'n tegenslagen accepteert en de mensen niet hoger aanslaat dan ze zijn, dat gevoel maakte zich ook meester van de lezer. Zo zou het overal moeten zijn: de mens zou tevreden zijn, sober leven, en ondanks alles gelukkig worden.
Dicey was hoofdpersoon in de meeste boeken en in de delen van de serie die over andere leden van de familie of over vrienden gingen, kwam ze altijd wel even ter sprake. Dat verdiende ze ook, vond ik, na dat moedige begin als dertienjarige aanvoerster van haar broertjes en zusje.
In het laatste deel, Alles op één kaart (Querido, f 25, -), is ze weer onbetwistbaar hoofdpersoon. Ze is eenentwintig, ze is opgehouden met studeren, want ze wil boten bouwen. Boten spelen een grote rol in het leven van de Tillermans, hun naam verwijst ernaar (tillerman = roerganger, degene die de helmstok bedient), ze wonen aan een baai en leven in de wind en op en aan het water. Dicey wil boten bouwen en als ze iets wil, zorgt ze ervoor dat ze het voor elkaar krijgt. Zo ook nu: ze huurt een schuur, ze krijgt de opdracht om een boot te bouwen en ze gaat fanatiek aan de slag. Ze heeft een vriend Jeff, die met haar wil trouwen, maar daar heeft ze nog even geen tijd voor, want boten bouwen gaat voor.
Alles op één kaart gaat over de afbraak van Dicey's onderneming. Alles loopt mis, in al haar monomanie heeft ze een paar feiten uit het dagelijks leven over het hoofd gezien. Jeff trekt zich terug als ze wekenlang niets van zich laat horen en zelfs de moeite niet neemt één van zijn telefoontjes te beantwoorden, er wordt ingebroken in haar loods en ze is niet verzekerd, de opdrachtgever van haar eerste boot laat het afweten, en de man die uit het niets op is gedoken en haar een tijd helpt met het werk, gaat er met haar geld vandoor.
Dan is het afgelopen. Gelukkig is het nog niet te laat: Jeff is nog terug te krijgen en Dicey wil nu wel met hem trouwen. En ze beperkt zich tot het plan om alleen voor zichzelf een boot te bouwen.
Tja, een soort ‘eind goed, al goed’, dat wel. Maar er zit toch iets geks in het verhaal. We zijn de vorige zeven delen al erg gewend geraakt aan de ijzeren-Heinigheid van Dicey en we zijn zelfs geneigd dat wel een aardige en pittige eigenschap te vinden. Dat is tenminste een stevig persoon, die doet wat ze zegt en een ongelooflijk verantwoordelijkheidsgevoel heeft. En logisch dat ze niet zo erg jong en onbezonnen en zo is, want wat heeft die nou voor een jeugd gehad? Maar op de één of andere manier gaat het in dit achtste deel te ver: alleen al de saaie manier waarop ze met haar vriendje verkeert, vervult me met afgrijzen. Op alle tegenslagen in haar leven reageert ze even emotieloos. Ze denkt soms een paar onverstandige dingen, maar als haar zusje haar erop wijst dat dat onverstandige dingen zijn, corrigeert ze zichzelf meteen. Ze is fout geweest, maar ziet dat ook in. Verstandige meid natuurlijk, maar zo evenwichtig, zo koel, zo humorloos.
Het gekke is natuurlijk dat ik me een beetje opwind over zo'n boekenpersoon. Wat kan mij het nou schelen dat die Dicey zo koel is en zo weinig aardigheid heeft in platvloerse en alledaagse dingen? Dat ze niet erg goedlachs is en zo ontzettend damesachtig en zo helemaal niet lekker met Jeff omgaat?
Ik kan maar één reden daarvoor bedenken, en dat is dat alle Tillermans en Dicey in het bijzonder me zo ontzettend na aan het hart liggen. Dat is het echte seriewerk natuurlijk, en dat heeft Dicey gemeen met Joop ter Heul en Miek uit Miek's moeilijkheden en hoe al die meisjes ook mogen heten. Ook bij die boeken waren de eerste delen de mooiste en kwam er een moment dat je teleurgesteld raakte in de heldin. Je had je toch te veel voorgesteld van deze nieuwe vriendschap: tegen zoveel adoratie is geen boekenheld bestand.
Zo erg is het niet met me: ik blijf de Tillerman-boeken prachtboeken vinden. Ze gaan over interessante mensen die misschien wat zwaar op de hand zijn soms, maar ze zijn wel levend en echt, zelfs de kikkerige Dicey. En ze zijn allemaal verschillend en persoonlijk, wat ook al een niet geringe verdienste is. En ze maken heel veel mee waarover ik graag lees omdat Cynthia Voigt zo prettig schrijft.
Maar ik zou een beetje meer willen lachen soms, een beetje meer onverwachte emotie willen lezen en ik zou ook geen bezwaar hebben gehad tegen onzinnige en volkomen onlogische uitlatingen van een van die aardige Tillermans. Daar zou die Cisco uit dit laatste deel, die onverwachte gast in Dicey's schuur, die zo rampzalig met het geld verdwijnt, voor hebben kunnen zorgen. En net nu heeft Voigt gezegd dat het voorbij is.
Zo blijft er altijd wat te wensen.
AUKJE HOLTROP