Freek de Jonge
Vervolg van pagina 1
wekte het bewust op, maar had er tegelijkertijd last van. Vandaar zijn hopeloze gevecht tegen de lach. Hij wekte hem tot leven en probeerde hem dan te bedwingen. Hij was niet tevreden met de lach, er zijn zoveel soorten lach, het moest de door hem gewenste lachsoort zijn van de ideale verstaander. Daarom maakte hij ook smakeloze schoonmoedergrappen, riep Luns en Oude-Pekela en gaf het publiek ervan langs als ze daarom lachten. Hij had de geest uit de fles gelaten en probeerde die in een eigen fles te drukken. Het was altijd weer een spannend gevecht, maar ook een beetje tragisch. Wie is er de baas, het publiek of de komiek? De komiek wil eigenlijk Hamlet spelen en het publiek wil eigenlijk alleen maar lachen. Freek als Hamlet, als zoeker, twijfelaar, waarheden tegen het licht houdend, vijanden opruimend, de geest van zijn vader oproepend en weerstrevend, hardop filosoferend, het was ongemeen boeiend voor wie met hem mee wilde gaan. Probleem? Als komiek had Freek weinig concurrentie, als serieus denker wel. De komiek had het publiek in een roes gebracht waarbij de individuele rede tijdelijk niet bewaakt werd. Zijn humor leidde de onwillekeurige lachspieren. Freek de filosoof maakte gebruik van dezelfde roes, mikte ook op het gevoel en niet op de rede. Wat hij zei was navoelbaar maar niet altijd begrijpelijk. Ikzelf raakte er altijd een beetje van uit de roes, het gevoel van identificatie verdween, ik ging zelf nadenken en me schrap zetten. Dat kan nooit de bedoeling van cabaret zijn. Wie ontwaakte uit de roes van de lach kreeg soms pijn in zijn hoofd van Freek. Veel van Freeks denkwerk, zat in zijn liedjes. Binnen een programma kan zo'n liedje een rustpunt zijn, een bespiegeling, een vraag. Wanneer je nog in de roes zit en nog tot het collectief van die avond behoort, dan kan zo'n liedje een ontroerende bekentenis zijn. Maar jaren later, nuchter, thuis, alleen, gelezen van papier?
Ik ben een pelgrim op gevoel
Die doorgaans doolt door dode straten
Voorgoed de veiligheid verlaten
Met slechts onzekerheid als doel
Ik ben een pelgrim in de tijd
Ik kruip langs vragende gezichten
Grint wringt zich tussen mijn gewrichten
Krimpend van pijn maar zonder spijt
Op papier is deze ontboezeming alleen nog maar een slecht gedicht dat niemand anders op zijn repertoire zou willen nemen.