Tijdschrift
Het Nederlands behoort in het wereldtalenstelsel tot de meer belangrijke talen van ons universum. Op de wereldranglijst komt het op ongeveer de vijfendertigste plaats. En dat is dan gerekend naar het aantal sprekers van onze taal, zo'n kleine twintig miljoen. Maar als bij de metingen voor die ranglijst ook zou meetellen hoeveel kranten en boeken er gemiddeld per hoofd van de bevolking worden uitgegeven en hoeveel mensen de taal metterdaad beheersen, dan zou het Nederlands op de twaalfde plaats terechtkomen. Abram de Swaan hanteert deze cijfers in zijn bijdrage over de rol van het Nederlands in het Europese talenstelsel in De Gids (153/6) om aan te tonen dat onze taal belangrijker is dan wij misschien denken. Het Nederlands is springlevend, kerngezond en wordt door geen van de talen die immigranten spreken bedreigd. Een mengvorm met het Papiamento, Engels, Turks of Marokkaans ligt niet voor de hand. In het Europees verkeer heeft de EG alle talen van de aangesloten landen als voertaal erkend, maar toch zal het Engels - en misschien na de eenwording van BRD en DDR ook het Duits - de taal zijn waar men zich in Europa het gemakkelijkst van bedient. Na al zijn loftuitingen over het Nederlands zit bij De Swaans bijdrage het venijn in de staart, als hij in zijn laatste kolommen een pleidooi houdt voor meer onderwijs in het Engels zodat wij Nederlanders ons beter kunnen presenteren buiten onze grenzen. De bewering van De Swaan dat bijna niemand ter wereld Nederlands leert, wordt in een vijftal andere bijdragen in De Gids gelogenstraft. Vertaler Jean Schalekamp heeft het over de vertalingen van Nederlandse romans in het Spaans; docente Ria Vanderauwera, de auteur van Dutch Novels Translated into English. The Transformation of a Minority Literature belicht de situatie in de Verenigde Staten en wel speciaal de gang van zaken aan de universiteit van Austin, Texas; docent Maarten Weijtens signaleert een lichte opleving van
de interesse voor het Nederlands in Italië; vertaalster en wetenschappelijk medewerkster Olga Krijtová noemt de lange lijst van Nederlandse boeken die in het Tsjechisch en het Slowaaks verschenen en universitair docente Zofis Klimanszewska bespreekt de Poolse ijstijd waarin geen enkel Nederlands boek in dat land uitkwam en de kentering halverwege de jaren zeventig wanneer het Instituut voor Neerlandistiek in Warschau wordt opgericht. De bijdragen van de laatste twee zijn het meest enthousiast van toon. Olga Krijtová vermeldt de voor ons gevoel onwaarschijnlijk hoge oplagen van bijvoorbeeld Couperus in vertaling: 72.000 exemplaren. De bewoners van Praag staan iedere donderdag in de rij voor de boekhandel als de nieuwe titels worden uitgeleverd. En van al die boeken wordt vrijwel niets verramsjt. Zofia Klimanszewska vindt dat we met veel vertalingen over en weer aan een Europees huis moeten bouwen nu de muur die Oost- en West-Europa scheidde in elkaar is gestort. De beste uitwisseling vindt plaats door elkaars literatuur te lezen en elkaars schrijvers te leren kennen. Vooral in Oost-Europa schieten nu de nieuwe uitgeverijen als paddestoelen uit de grond, die naast de voormalige samizdat-uitgaven vooral ook veel hedendaagse literatuur uit West-Europa en de Verenigde Staten zullen gaan vertalen. Dus er is voor de studenten van die kleine instituten waar Nederlands wordt gedoceerd voldoende emplooi. Verder in De Gids een artikel van Jaap Goedegebuure over de brieven van Vincent van Gogh en een stuk van Bert Wartena over de regeerperiode van Colijn.
EVA COSSEE
De Gids: f 14,90 (f 105, - per jaar). Herengracht 507, 1017 BV Amsterdam.