Jaren van onderscheid
Barbara Ehrenreichs essays over problemen die geen naam hebben
The worst years of our life Irreverent Notes From A Decade Of Greed door Barbara Ehrenreich Uitgever Pantheon, 275 p. Importeur Van Ditmar, f 47,50
Beatrijs Ritsema
Ze raken een beetje uitgestorven, cultuurcritici met marxistische inslag, maar Barbara Ehrenreich houdt het gedachtengoed hoog op een manier die niets met dogmatisme te maken heeft, noch met sympathie voor wat voor bestaande communistische regimes dan ook. Twee principes zijn belangrijk in haar wereldbeschouwing: dat het lot van onderliggende groeperingen verbeterd moet worden, en dat de onderbouw (economische verhoudingen) de bovenbouw bepaalt.
In het boek The Worst Years Of Our Lives verzamelde ze de prikkelende en zeer lezenswaardige essays en columns die ze de afgelopen zeven jaar schreef over wat langzamerhand bekend staat als het Reagan-tijdperk, of, zoals ze het in de ondertitel aanduidt: ‘a decade of greed’. Het waren de jaren van de yuppies en de Wall Street-haaien, categorieën van mensen over wie ze met de grootste verachting schrijft en wier leefstijl ze effectief belachelijk weet te maken. Al dat hardlopen in fancy trainingspakken en dat trekken en duwen aan gymnastiektoestellen dient er volgens haar alleen maar voor om het gastronomische eetpatroon (rendiermousse met walnotenolie) in stand te kunnen houden. ‘Hardlopen is de boulimia van de rijken,’ schrijft ze, en dat is een aardige gedachte. Egoïsme en een onverzadigbare behoefte aan consumptiegoederen (kortom hebzucht) maakt het wezen der yuppies uit, en van de andere rijken. Hebben de armen dan soms een moreel meer hoogstaande instelling? Dat niet, maar hun ontbreekt het aan middelen voor de elementaire levensbehoeften, dus ze zijn enigszins geëxcuseerd.
De boulimia van de rijken: joggers in Beverly Hills
kelvin jones/abc
De tegenstelling tussen arm en rijk in Amerika heeft inderdaad schrikbarende vormen aangenomen: meer dan een kwart van de bevolking leeft onder de armoedegrens, het percentage daklozen stijgt nog steeds, evenals het aantal ongehuwde moeders met kinderen. Een veelzeggende statistiek: in 1968 kreeg de armste twintig procent van de bevolking 7,4 procent van het bruto nationaal inkomen in handen en de rijkste twintig procent nam daar 33,8 procent van voor zijn rekening. In 1983 was het aandeel van de armsten geslonken tot 4,8 procent, terwijl het aandeel van de rijksten gestegen was naar 38,1 procent. Dit komt neer op de grootste kloof tussen rijk en arm sinds 1947.
Een akelig gevolg van deze verrijking der rijken en verarming der armen is de dreigende ontbinding van de middenklasse, waarvan een klein gedeelte kan aanklampen bij de topregionen, een aanzienlijk deel zichzelf richting armoede ziet afzakken, en de rest slechts met kunst- en vliegwerk hun comfortabele status- en inkomenspositie kan vasthouden. Dit onderwerp werkte Ehrenreich vorig jaar uit in het boek Fear of Falling. The Inner Life of the Middle Class. De kosten van het dagelijks leven zijn sinds de jaren vijftig en zestig behoorlijk gestegen in vergelijking met de inkomens. Voor de meeste middenklassegezinnen is een dubbel inkomen, waarbij de vrouw een volledige baan heeft, geen feministische ontplooiingsluxe, maar harde noodzaak om de hypotheek, de tweede auto en de studiekosten van de kinderen te kunnen betalen.
[Vervolg op pagina 9]