Delicaat staafje
In Zout op mijn huid van Benoîte Groult is de verteller een vrouw en het lustobject een man. Groult heeft een soort Un amour de Swann geschreven met omgekeerde rolverdeling; hier is het de vrouw, George Zonderes, die zich onweerstaanbaar voelt aangetrokken tot de zeeman Gauvain Lozerech, een man zonder smaak met wie geen fatsoenlijke conversatie valt te voeren. Dat haar ouders haar hebben genoemd naar George Sand zal ze haar minnaar bijvoorbeeld nooit kunnen uitleggen. Zijn kennis van en inzicht in de wereld is zó gering dat je hem niet eens de banaliteiten die hij debiteert kunt aanrekenen. Maar als minnaar is Gauvain, behalve gepassioneerd en wilskrachtig, duizendmaal zo teder en sensitief als menig fijnbesnaard intellectueel.
Ze zien elkaar soms jaren niet, maar Lozerech is Georges levensliefde. Ze trouwt en hertrouwt, vestigt zich in Amerika en bouwt er een gedegen wetenschappelijke carrière op. Door de jaren heen zoekt en vindt ze fysiek genot bij de zeeman, met wie ze ontmoetingen in Frankrijk maar soms ook op de Seychellen arrangeert. Bij ieder weerzien vraagt ze zich vertwijfeld af waarom ze niet kan breken met de zeeman - tot ze zich getweeën in de nabijheid van een bed bevinden, ‘allebei bezeten van een verlangen dat zo lichamelijk was dat ze het nauwelijks liefde durfden te noemen’.
Benoîte Groult
bas westerweel
Het bijzondere van Zout op mijn huid is dat Groult, in Frankrijk een vooraanstaand feministe, de buitenechtelijke verhouding nergens moraliseert. In het echtelijk bed fantaseert ze over haar zeeman en dat is dat. Groult heeft met haar roman nogal verwarring gezaaid. Een Franse critica beweerde dat Zout op mijn huid moet worden gelezen als een ‘apotheose van het feminisme’. Anderen schreven dat het boek de vloer aanveegde met het militante, seksonvriendelijke feminisme.
De verwarring neemt nog toe doordat Groult de zeeman portretteert naar de maatstaven van het cliché; Lozerech heeft een breed postuur, robuuste handpalmen, gespierde tors en, vooral, een enorm geslacht. George raakt al opgewonden bij het zien van het formaat, dat nogal verschilt van het ‘delicate staafje’ van haar echtgenoot. Ik geloof niet dat het in kringen van feministen erg populair is om te hechten aan ‘constante erecties’ en ‘ballen als edelstenen, die altijd koel zijn en stevig op zijn plaats zitten’; aan ‘een verrukkelijke lul, of hij nou stijf is als ivoor of slap als deeg’, een lul die ‘helemaal niet paarsachtig’ is maar ‘beige en brutaal en altijd klaar voor de start en rond als
Vervolg op pagina 12