De mythe schept haar eigen helden
Sprookjesachtige geschiedenissen uit de wielersport
Het zweet der goden door Benjo Maso Uitgever De Arbeiderspers, 212 p., f 29,90
De ronde van Italië door Dino Buzzati Uitgever Veen, Op Schrijvers Voeten, 182 p., f 10, -
The tour de France complete book of cycling door David Chauncer en Michael Halstead Uitgever Villard Books, 235 p., f 40,15
Niek Miedema
De wereld deugt niet. Voor mij ligt een boek waaruit dit overduidelijk blijkt. Zelfs de sport, waarvan we zo graag willen geloven dat ze het beste in de mens naar buiten brengt, moet het hebben van mythologieën, die een scherpe, realistische blik eigenlijk niet kunnen doorstaan. Moed, kameraadschap, doorzettingsvermogen, opofferingsgezindheid, een eerlijke krachtmeting van talenten, jazeker, ze bestaan, maar dan vooral in de verbeelding. Benjo Maso, een socioloog die meer van wielrennen afweet dan menige sportjournalist, schreef een grinnikende geschiedenis van het hardrijden op de fiets. De titel van het boek, Het zweet der goden, is ontleend aan een beschrijving van ‘mooie Hugo’ Koblet, die in een legendarische, vlakke solorit in de Tour van 1951 meer dan honderd kilometer lang uit de greep van een jagend peloton bleef. ‘Het zweet der goden bevat geen ureum,’ zong l'Equipe. Mijn dikke Van Dale bevat ook geen ureum, dus allicht dat het zweet van mooie Hugo er van verschoond is gebleven, maar de strekking moge duidelijk zijn: de journalist had een bovenmenselijk wezen aan het werk gezien. Een andere krant schreef over ‘een adelaar achtervolgd door een troep jakhalzen,’ hetgeen, zoals Maso fijntjes opmerkt, zowel een nieuwe metafoor als een zoölogisch novum betekende. Na de mythe zo fraai mogelijk en met behulp van welgekozen citaten te hebben verteld, vervolgt de auteur zijn verhaal echter in kenmerkende stijl. Op een toon van ‘alles goed en wel, maar laten we elkaar geen Mietje noemen,’ begint hij op vriendelijke doch besliste wijze aan de ontmaskering. Oude journaalbeelden van Koblets adelaarsvlucht tonen namelijk aan dat Hugo tamelijk ontspannen naar de finish rouleerde. Uit de officiële uitslag van de etappe blijkt dat het peloton nooit voluit kan hebben gejaagd, omdat het in keurig gesloten formatie over de streep kwam. En de
beelden van de achtervolgende groep laten bovendien zien dat Koblets ploeggenoten vooraan reden, waar zij het tempo zonder enige twijfel professioneel wisten te drukken. Geen wonder dat mooie Hugo nog tijd had om zijn haar te fatsoeneren voordat hij over de finish kwam.
Dit verhaal en Maso's benadering ervan staan model voor het hele boek. De mythe van Koblets bovenmenselijke inspanning is een eigen leven gaan leiden, omdat zij iedereen wel goed uitkwam. Maso geeft tal van voorbeelden van legendarische gebeurtenissen uit de wielerhistorie die bij nadere beschouwing behoorlijk overdreven blijken. Waarom dan wel? Domweg omdat iedereen belang had en heeft bij sprookjes. De geschiedenis van het wielrennen is, als we de auteur moeten geloven, de geschiedenis van een schitterende samenzwering.
Er zijn vier partijen. De grote sponsors, aanvankelijk louter fietsfabrikanten, maar later ook anderen, zorgen voor het geld en willen als tegenprestatie dat hun vedette wint, of minimaal positieve publiciteit krijgt. Reclame betekent omzet. De organisatie (bijna alle wielerkoersen van belang werden en worden georganiseerd door een krant) is de tweede partij. Zij wil de schijn van een heldenepos kweken, want dat garandeert een hogere oplage, en aandacht van de overige media, die de publiciteitsrechten moeten kopen. De media die het circus volgen zijn de derde betrokkene. Zij zouden onafhankelijk moeten zijn, maar hebben evenmin belang bij een teveel aan kritiek, want kritiek wekt de achterdocht van het publiek. Het publiek moet juist bediend worden met de suggestie van een hoogstaande sportieve krachtmeting en heeft behoefte aan vedetten. Tien uitzendingen waarin wordt aangetoond dat het allemaal doorgestoken kaart is, en niemand kijkt meer. De renners zelf, tenslotte, verdienen goed aan het hele gebeuren en zullen het eigen nest derhalve niet snel bevuilen. Sponsors, organisatie, media en wielrenners vormen zo een weinig doorzichtig geheel van onderling verweven belangen. Natuurlijk wordt er ook echt gekoerst, natuurlijk worden er topprestaties geleverd en natuurlijk komen onregelmatigheden wel eens aan het licht, maar de essentie van de mythevorming rondom de goden van de weg moet wel intact blijven. De mythologie is immers het vlees en bloed van de sport. Het publiek bij de criteriums weet bijvoorbeeld donders goed dat het belazerd wordt. Maar als dat op een aanvaardbare wijze gebeurt, is daar geen enkel bezwaar tegen. Men komt maar ten dele voor de wedstrijd. Men komt voor de sfeer en, vooral, om de vedetten in levenden lijve te zien. Die vedetten zijn alleen maar vedetten dank zij de mythologie die er om hen heen is ontstaan. De renner Vietto was kansloos, stond een wiel af, en ging de geschiedenis in als martelaar. Iedere volgende nederlaag verhoogde de
tragiek van het oorspronkelijke offer slechts. De mythe schept op het laatst haar eigen helden, een proces dat in vorm overigens perfect bij het fietswiel aansluit. Het leuke is, dat Maso tevens laat zien dat bijna alle in de wielerwereld gebruikte trucs in de een of andere gedaante al zo oud zijn als het wielrennen zelf. Doping bijvoorbeeld. Vroeger was er niemand die bezwaar maakte tegen het gebruik van amphetaminen, cocaïne, of zelfs alcohol, totdat renners ontdekten dat dit laatste middel averechts werkte. Nog in 1930 stond keurig in de deelnemerscontracten van de Tour, dat de benodigde stimulerende middelen niet door de organisatie werden verstrekt, maar voor kosten van de deelnemers zelf kwamen.
Hugo Koblet (in bad) met ploeggenoot Ferdi Kubler, na de dertiende etappe van de Tour de France, 22 juli 1954
anp
Ook rechtstreekse wedstrijdvervalsing is eerder af- dan toegenomen. Tegenwoordig neemt men geen zak kopspijkertjes meer mee om de rivalen onderweg lekke banden te bezorgen en inmiddels is het zelfs in Italië niet langer gebruikelijk dat het publiek de tegenstanders van de lokale favoriet met fysiek geweld het rijden tracht te beletten. Het gegeven dat er door renners onderling afspraken worden gemaakt
[Vervolg op pagina 7]