‘Who is this Simon Boo-doir anyway?’
Deirdre Bairs biografie van Simone de Beauvoir
Rudi Wester
Enkele weken geleden was het weer zover in de Franse media. Nu was het Libération die een aantal intellectuelen de vraag stelde die zo ongeveer ieder denkend mens van enige betekenis zo langzamerhand één keer in zijn leven beantwoord moet hebben: wat betekende Sartre voor u? Van de Belgische filosoof Pierre Verstraeten (‘Voor mij blijft Sartre nog steeds overtuigend in zijn synthese van vrijheid’) tot George Steiner (‘Sartre is de tweelingziel van Diderot’) werd er weer trouwhartig over nagedacht. Tien jaar na zijn dood is Sartre nog steeds een controversieel onderwerp.
Maar hoe zit het met de andere helft van dat ‘meest ideale paar van deze eeuw’, Simone de Beauvoir, die vier jaar geleden overleed? Niet in het minst door de publikatie van haar brieven aan Sartre tijdens de periode 1930-1939 en 1939-1941, is ook hevige kritiek op haar losgebarsten. Het ‘ideale paar’ bleek als een spin in het web de tientallen geliefden om hen heen gemanipuleerd, bekritiseerd en gemaltraiteerd te hebben door rücksichtslos hun eigen ‘noodzakelijke liefde’ boven al die ‘toevallige liefdes’ te plaatsen. Beauvoir zou Sartre op een veel te hoog voetstuk geplaatst hebben. Ze was kleingeestig en ze zou zichzelf als confidente van alle amoureuze escapades van Sartre te veel geweld aangedaan hebben. En hoe kon zij die, toen Sartre en zij hun doctoraal filosofie deden, als dé filosofe van de twee aangeduid werd door de professoren, haar leven lang beweren: ‘Ik was intelligent, zeker, maar Sartre was een genie,’ of volhouden dat zij geen filosofe was: ‘Ik ben niet intelligent of creatief genoeg, noch heb ik de louter creatieve brilliance, die nodig is een stelling te bedenken of een systeem te ontwerpen.’ Toch schreef ze de baanbrekende theoretische werken De tweede sekse en De ouderdom.
Met Sartre in ‘La Coupole’, 1973
guy le querrec/magnum-abc
Kortom, wie wás Simone de Beauvoir en hoe functioneerde zij als voorvrouw van de Franse en internationale intelligentsia van na de Tweede Wereldoorlog? Wie het antwoord daarop wil weten, kan terecht bij de zeer uitgebreide en gedetailleerde biografie van Deirdre Bair (inderdaad, die van Beckett). Het wordt een ‘definitieve’ biografie genoemd, en als iemand echt wil weten wat Beauvoir in haar ijskast had (een uitdrogend plakje ham, wat fruit en veel, veel ijsblokjes en flessen wodka en whisky) of wanneer ze haar eerste spiraaltje liet plaatsen (in 1948, vooreen tweede ontmoeting met haar Amerikaanse liefde Nelson Algren), dan klopt dat wel. Maar over de betekenis van de persoon en, vooral, van het werk van Simone de Beauvoir zal het laatste woord nog niet gezegd zijn want erg analyserend of interpreterend is Deirdre Bair niet te werk gegaan. Als een schoolmeisje vat ze de inhoud van de boeken samen, en over stijl of kader waarin ze geplaatst moeten worden, rept ze nauwelijks.
SIMONE DE BEAUVOIR
A Biography
door Deirdre Bair
Uitgever Summit Books, 718 p.
Importeur Van Ditmar, f 59,40
Maar niet te veel geklaagd, zij is al veel beter dan die van Claude Francis en Fernande Gontier en is met kennelijk plezier geschreven. Wat een bijzonder tintje aan deze biografie geeft, is dat Bair ruim vier jaar vrijwel wekelijks met Beauvoir gesproken heeft en haar om commentaar of opheldering over duistere passages in haar leven en werk heeft kunnen vragen. Want de grootste verhullende biografe van Beauvoir is Beauvoir zelf natuurlijk, met haar vier delen memoires (van Een welopgevoed meisje tot Alles welbeschouwd), de zeer autobiografische romans Uitgenodigd en De mandarijnen, en de brieven waarin ze veel, zo niet de meest essentiële dingen weggelaten heeft. Zoals bijvoorbeeld de grote intensiteit van haar verhouding met Nelson Algren of alle andere bedgenoten die ook zij had. Vanaf 1937 was dat onder anderen Jacques-Laurent Bost die tot de ‘Sartre-clan’ behoorde, als ook, waarschijnlijk, de vrouw die zij later legaal als dochter adopteerde, Sylvie le Bon de Beauvoir. Als de (feministische) Bair haar in 1985 voor de voeten werpt dat het toch wel hypocriet was wat zij gedaan had (‘Mensen verwachtten van me dat ik trouw was, dus deed ik alsof ik dat was,’ had ze haar al eerder gezegd), valt Beauvoir boos uit: ‘Het is mijn leven en ik heb het geleefd op de manier waarop ik dat wilde. Het spijt me dat ik alle feministen teleur moet stellen, maar aan de andere kant kun je ook stellen dat het jammer is dat zoveel van hen in theorie leven, in plaats van in het echte leven. In de echte wereld is het een troep, en misschien moeten ze dat eens leren.’