Miles Davis nóg dichterbij
De verpletterende schelmenbiografie van de King of Jazz
Miles De autobiografie door Miles Davis en Quincy Troupe Vertaling Irene Eichholtz, Wim van Klaveren, Ruud Meijer en Jan Stassen Uitgever Van Gennep, 383 p., f 54,50
Rudie Kagie
Misschien moet Miles Davis weer eens een plaat maken die uitblinkt door een sterke titel (zoals in 1986, toen hij in de roos schoot met Tutu) of een modieuze hoes (zoals in 1985, toen hij zich voor You're Under Arrest in zwart leder en de juiste pose liet fotograferen; net Michael Jackson, maar dan anders) want de autoriteit van de inmiddels vierenzestigjarige trompettist is tanende. Het North Sea Jazz Festival, waar hij jarenlang als openingsattractie stond geprogrammeerd, degradeerde hem naar een laat tijdstip in de nacht van vrijdag op zaterdag. Zijn platen uit de periode waarin hij nog ‘cool’ speelde staan voor een tientje in de uitverkoopbakken.
De enige keer dat ik Miles ‘live’ hoorde en zag was tijdens een rommelig North Sea-concert - en ik stond paf. Met een pruik en een enorme zonnebril die driekwart van zijn gezicht bedekte had het idool zichzelf nagenoeg onzichtbaar gemaakt. Wat een lef. Voorovergebogen, met de rug naar het publiek, blies hij af en toe een paar gouden noten, maar het échte werk liet hij aan de jongens van de elektronika en de luidruchtige sidemen over. Op een bepaalde manier dwong hij toch wel respect af: op dit slagveld zegevierde de flair over de kunst en de vent over de vorm. De muzikant dreef voor tachtig procent op een ijzersterk ego en voor twintig procent op muziek. In dat licht wekt het nauwelijks verbazing dat Miles Davis, naar Herald Tribune onlangs meldde, zich aan een nieuwe carrière waagt: als filmster zal hij ongetwijfeld met verve de hem toegemeten schurkenrol vervullen.
Inmiddels moet met de boeken waarin de muzikale kant van het onderhavige fenomeen werd belicht een aardige plank te vullen zijn. In ons land deed Michiel de Ruyter al in de jaren zestig een poging, twee jaar geleden gevolgd door de jazzjournalist Ruud Kuyper, die zijn verhandeling Miles Davis dichterbij noemde. Afgezien van twee kloeke delen over de muzikale ontwikkeling van Davis' muziek door de Amerikaan Jack Chambers (strikt voor gevorderden) verschenen in Groot-Brittannië informatieve pockets (voor beginners) van Barry McRae en Ian Carr. Beiden noemden hun boek Miles Davis. Het is doorgaans niet onaardig, maar er kleven twee nadelen aan: de auteurs laten zich door bewondering leiden (en bewondering maakt, zoals bekend, blind) en Miles Davis háát journalisten en interviewers. Bij Kuyper leidt dat tot zo'n omzichtige benadering van de trompettist, dat het op de lachspieren werkt: hij moest zich bedienen van een stiekem interview terwijl ‘een cassetterecorder vol overgave draaide in mijn broekzak’.
Miles Davis
frans schellekens/hollandse hoogte
Hoeveel eenvoudiger had de Amerikaanse publicist Quincy Troupe het, die de bandrecorder openlijk op tafel kon zetten om de meester ongebreideld aan het woord te laten. Het resultaat, een turf van ruim driehonderdtachtig pagina's, verscheen kort nadat de gebonden editie van Simon & Schuster in de winkel lag al in Nederlandse vertaling bij Van Gennep. Dat was een huzarenstukje, te meer omdat feitelijke onjuistheden die het origineel ontsierden op het nippertje in de vertaling konden worden rechtgezet.