Neo-apartheid
Apartheid is nu misschien stervende maar nog lang niet dood, en met de regeling van de erfenis is zelfs nog geen begin gemaakt - de thuislanden bestaan nog, er zitten politieke gevangenen vast op Robbeneiland en zelfs Mandela heeft in Zuid-Afrika geen stemrecht, zoals hij zelf op ieder Mandelaplein waar ook ter wereld steeds weer benadrukt. En de erfgenamen van Malan, Strijdom, Verwoerd en Vorster en P.W. Botha beheersen nog altijd vanuit hun met prikkeldraad beschermde vestingen het platteland, waar zij rondrijden in hun Japanse Landcruisers en Pajeeros met bumperstickers waarop staat: ‘If guns are outlawed, how can we shoot the liberals?’ Het uitverkoren volk van Zuid-Afrika wapent zich, de Treurnichten en Terreblanches hebben de strijd om hun ‘Laager’ nog niet opgegeven. ‘Er heeft in Zuid-Afrika nooit eerder een Ku Klux Klan bestaan,’ schrijft Sparks, ‘de opkomst van verschillende van dat soort groepen is een uitdrukking van het gevoel dat je niet langer op de staat kan vertrouwen om de nikkers hun plaats te wijzen.’
Het boek van Sparks heeft als ondertitel ‘The Story of the Rise and Fall of Apartheid’. Daarmee verraadt hij zijn hoop op de toekomst. Volgens Sparks heeft de apartheid in de jaren zeventig de strijd al verloren, de opstand in Soweto betekende de genadeslag voor de ideologie. De jaren tachtig waren in de visie van Sparks de periode van neo-apartheid, de jaren negentig zullen de periode van overgang vormen. ‘De revolutie van de Afrikaners is voorbij, alles wat ervan over is gebleven, is een politiek die gericht is op overleving. Het fort van het volk moet verdedigd worden, maar binnen de muur is het geloof verloren gegaan.’
Sparks voorziet een grote toekomst voor Zuid-Afrika - het zou economisch voor Afrika kunnen betekenen wat Japan voor het gebied rond de Pacific betekent en politiek zou het ‘een van 's werelds zeldzame niet-raciale samenlevingen kunnen worden’. Bezit president De Klerk de wil en de capaciteiten om Zuid-Afrika tijdens die moeilijke overgangsperiode te leiden? ‘Hij is een capabel man maar geen groot man - en Zuid-Afrika heeft op dit kritieke ogenblik grootheid nodig,’ schrijft Sparks: ‘Misschien groeit hij in zijn baan: uitdagingen van deze omvang kunnen dat doen voor een leider. Maar het is waarschijnlijker dat de grootheid van de andere kant zal komen, van Mandela, wiens publieke image en daardoor zijn macht om stoutmoedig te handelen tijdens zijn lange gevangenschap tot messiaanse proporties zijn uitgegroeid.’
De bewondering van Sparks zelf voor Mandela is ook vrijwel kritiekloos. Het is natuurlijk verkwikkend dat hij zich niet schaart in het koor van betweters dat na diep nadenken concludeert dat Mandela's ster ook wel weer zal dalen nadat hij gestegen is (zoals onder anderen Derk Jan Epping in hetzelfde NRC Handelsblad waar Sparks voor schrijft al maandenlang herhaalt, trots op zijn eigen analyse: ja ja, na regen komt zonneschijn). Maar het valt mij een beetje tegen dat Sparks in zijn boek wel driemaal Winnie Mandela noemt, eenmaal zelfs haar uitbundigheid prijst, maar ieder woord over de FC Mandela vermijdt, terwijl de teloorgang van de Moeder van Zuid-Afrika toch óók onderdeel uitmaakt van de geest van het land.
Soms probeert Sparks een beetje krampachtig een soort New Journalism-reportagevorm aan te houden om betrokkenheid te suggeren: ‘Een bezorgde oude man die in zijn auto op weg was naar huis na een lange avond met drank en gesprekken met vrienden, hoorde de herkenningsmelodie op zijn autoradio. Daarna de stem van de omroeper. De oude man schonk er eerst geen aandacht aan, tot hij hoorde zeggen: ‘Een politieke oplossing voor de conflicten in Afrika (...).’
Wie die oude man is, wordt niet duidelijk, waarom hij plotseling opduikt ook niet. Er zijn meer passages onnodig omgewerkt tot gedramatiseerde documentaires. Ik houd niet van dat soort journalistiek waarbij leentjebuur wordt gespeeld bij fictieschrijvers. Maar voor het overige is The Mind of South Africa een prachtig boek dat ver uitsteekt boven de meeste andere boeken die in de afgelopen jaren door journalisten over Zuid-Afrika geschreven zijn. En dat zijn er vele want het land is het eldorado voor verslaggevers, de onderwerpen liggen er voor het oprapen: heftige tegenstellingen, échte emoties - komt dat zien, komt dat zien. ‘Zuid-Afrika is een opwindend land, het is moeilijk, heel zwaar - maar ook heel opwindend,’ zei dominee Allan Boesak toen ik hem drie jaar geleden interviewde. ‘Ik kom in Nederland en ik denk: och och och, wat is het leven hier toch saaaai. Wat doen ze hier.’
Iedere journalist die wel eens een week in Zuid-Afrika is geweest, kan er een boek over schrijven, velen doen dat helaas ook. Het wordt pas moeilijk als je er écht veel van af weet, maar dat levert dan tenminste verslaggeving op die de moeite waard is. Move Your Shadow, waarmee The New York Times-correspondent Joseph Lelyveld in 1986 de Pulitzerprijs won, was daar een voorbeeld van. In Nederland is Rudie Boon, redacteur van De Groene Amsterdammer, een van de weinige journalisten wiens verslaggeving over Zuid-Afrika een zinvol boek opleverde (Over vijf jaar in Johannesburg). Maar Allister Sparks verdient een ereplaats.
Een journalist moet ‘een klein mannetje met een klein potloodje’ zijn, meende Winston Churchill (die het vak zelf óók al in Zuid-Afrika leerde). Een waarnemer die zonder pretenties verslag doet van wat hij ziet. Maar vakmanschap vereist volgens de beroemde Amerikaanse journalist Izzy Stone niet alleen ‘dat je meldt dat het stinkt, maar ook dat je vertelt waar die stank vandaan komt’. De verslaggeving van Allister Sparks voldoet aan al die voorwaarden en The Mind of South Africa is daar een waardige neerslag van.
■