Met angstzweet voor de televisie
‘Boerentijger’ van Tonnus Oosterhoff
Boerentijger door Tonnus Oosterhoff Uitgever De Bezige Bij, 48 p., f 24,50
Rob Schouten
Wie kent hem niet, de kinderheld, heroisch en aanhankelijk ineen, het archetype van de onvervaarde ridder, verpakt in de vacht van een tastbaar huisdier. Zijn naam werd, gelijk Vim, zelfs een soortnaam die het oorspronkelijke Schotse collie excommuniceerde: Lassie. In de jaren zestig werd het beest en masse ingeslagen en, al zijn we inmiddels een generatie verder, de EO vertoont nog steeds zijn (haar?) ademstollende avonturen.
Toch las ik weinig poëzie, zelfs geen realistische of anekdotische, waarin het fenomeen mocht optreden. Tot onlangs Tonnus Oosterhoff debuteerde met Boerentijger. ‘Lassie’ is daarin het laatste gedicht, verdiende dus een speciale plaats. Een wonderlijk vers. Wie het leest herkent op het eerste gezicht de beelden van vroeger. Oosterhoff lijkt nauwelijks moeite te doen de zaak zwaarwichtiger of dieper voor te stellen dan ze is. Een aflevering van Lassie in dichtregels.
En toch heeft dit gedicht met zijn eenvoudige plastiek iets bedreigends, niet vanwege het donderende, blaffende en briesende lawijt waarvan in deze aflevering kennelijk sprake is, maar omdat de lezer geen goed idee krijgt van waar het allemaal precies om gaat. Het is het volkomen uiterlijk van een heldendaad zonder uitgesproken doel. Het verhaal is verdwenen, alleen de bewegingen en geluiden zijn bewaard gebleven. Lassie wordt hier weliswaar gezien door de ogen van een kind, maar tegelijkertijd ook is het de herinnering van een volwassene. Wat dit gedicht in al z'n eenvoud uitdrukt is de verwoesting van dat veilige, zinvolle zij het spannende verleden.
Is het dan misschien een ironische terugblik, zoals zo vaak? Ja en nee. Het hevige, ongelikte pathos van de betrokken flora en fauna werkt onmiskenbaar op de volwassen lachspieren. Maar het beeld is ook op een ongrijpbare manier ietwat verontrustend, zoals de verouderde kleuren van de televisieserie dat zijn. ‘Lassie’ is een gedicht met een inhoudelijke ellips: bijna alles wat het verhaal ooit betekend heeft ontbreekt, wat geweldig is, zou ik bijna zeggen.
De feitelijke kinderachtigheid van de getoonde emoties dompelt de lezer onder in oude, onderdrukte angsten. In andere gedichten uit Boerentijger gaat Oosterhoff soms veel verder. Zo schrijft hij een gedicht waarin de angst wordt aangezwengeld door de volstrekt onverklaarbare uitroep: ‘Knopendoos! Kijk in de knopendoos!’ Ook daar geen nadere uitleg; steeds ontbreekt bij Oosterhoff de volwassen, kritische, dodelijke verklaring.
‘Lassie’ is toegankelijker en wordt toch geen platte jeugdherinnering. Dat heeft mede te maken met de merkwaardige toevoegingen van de schrijver, die het gedicht en passant ook stilistisch een eigen draai geven, zoals die over de vrienden ‘want het zijn vrienden’ en over het huis ‘wat geweldig is’. Haast troostend voor de gespannen kijkertjes.
Alleen door dat ‘Amerikaanse nacht’ verraadt Oosterhoff zijn eigenlijke standpunt; juist voor de kinderziel doet het Amerikaanse karakter van de geschiedenis er niets toe. Maar verder is ‘Lassie’ een gaaf voorbeeld van de boerentijger die in haast ieder gedicht optreedt, het exotische, geheimzinnige gevaar (tijger) dat uitbreekt in de meest eenvoudige (boeren-) omstandigheden. Hu!
■
Lassie
De zachte hond is een paardenvriend,
loopt steeds van rechts naar links.
hij weet de weg, mint de orkaan,
ontmoet het vastgebonden paard.
Angstige hoeven slaan naar de poema.
Het ondier vlucht in de ratelende donder.
Wild ruisen de grote kamerplanten.
De hond is hier goed bekend. Hij blaft
beheerst; spreekt tot het hart.
aan een hennepen koord wordt paard geleid
naar het vlot dat waardig wacht
De vrienden, want het zijn vrienden,
betreden de vlonder. Het paard briest.
Hier drijft weg. Uiterst rechts
staat het huis, wat geweldig is.