Tijdschrift
De beschouwingen over Tolstoj, Dostojevski en andere coryfeeën uit de Russische literatuur en hun waardering in de Nederlanden moeten in TSL, Tijdschrift voor Slavische Literatuur (jaargang 3, nr. 1, juni 1990) wijken voor de actualiteit. Deze stukken staan achterin het blad en TSL opent met een Praags dagboek van vertaler Kees Mercks, gedateerd december 1989, die vervolgens een vergelijking tussen het werk van Václav Havel en Karel Čapek maakt; Anne Pries schrijft over de recente rehabilitatie van Lidija Tsjoekovskaja; Jeanne van der Eng-Liedmeier woont een conferentie bij in Moskou over het werk van Anna Achmatova van wie vroeger toch ook maar ternauwernood werd gerept op officiële bijeenkomsten, en Gerard Rasch vertaalt twee moderne Poolse dichters. Tot mijn verbazing schrijft Kees Mercks in zijn dagboek over de ‘massacre van 17 november, waarvan niemand weet hoeveel doden en gewonden er precies waren’. Nou wordt door iedereen de geweldloze omwenteling in Praag de fluwelen revolutie genoemd, ook later door Mercks zelf, dus ik begrijp niet waar hij die dramatische bloedsporen vandaan haalt. Tegelijkertijd wil hij nog eens benadrukken dat deze omwenteling door de studenten in gang gezet is, dat zij de stakingen organiseerden en voor de berichtgeving zorgden toen radio, tv en kranten het af lieten weten. Mercks meent ten onrechte dat dat in Nederland niet zo duidelijk is doorgedrongen, maar wie eind vorig jaar de kranten las en af en toe naarde BBC keek, weet precies hoe de vork in de steel zit. Dit dagboek is begrijpelijkerwijs enthousiast van toon, maar in de berichtgeving is het een beetje overbodig en ook inadequaat. Mercks' beschouwingen over Karel Čapek zouden aan leesbaarheid hebben gewonnen als hij niet zo geforceerd deze auteur van de eerste republiek Tsjechoslowakije (Čapek was bevriend met president Tomáš Masaryk) in vele opzichten had willen
gelijkschakelen met Václav Havel. Zeker, beide auteurs zijn begonnen als toneelschrijver, maar thematisch vertoont hun werk weinig overeenkomst, of het moest de verborgen kritiek op het heersende systeem zijn. Beiden bleven ook in moeilijker tijden in hun vaderland, weigerden te emigreren, konden geruime tijd niet publiceren en zijn later gerehabiliteerd. Maar zo kun je veel lotgenoten in de gehele Oosteuropese literatuur met elkaar vergelijken. De vertaling van twee fragmenten van Čapeks oorspronkelijk als feuilleton verschenen De Absolutum-Fabriek uit 1922 is overigens prachtig en toont hem als een begenadigd stilist. Anne Pries geeft de achtergronden bij het ontstaan van de novelle Sofja Petrovna, die Lidija Tsjoekovskaja in 1939 schreef en die pas in 1988 zonder enig commentaar in de Sovjetunie is gepubliceerd. Al die jaren zwierf het schoolschrift met het verhaal rond, ook nog nadat zij het manuscript na de destalinisatie in 1963 aan een uitgeverij aanbood. De redacteuren ter uitgeverij waren tot tranen toe geroerd door dit voor iedereen herkenbare verhaal van verschrikkingen onder het Stalin-bewind en er werd een contract met de auteur opgesteld. Maar de uitgave kwam pas vijftien jaar later. Jeanne van der Eng-Liedmeiers verslag van de Achmatova-bijeenkomst zou in een clubblad niet misstaan, want zij is een uiterst getalenteerde schoolkrantenprozaschrijfster. Als iemand haar bijdrage begint met de inspirerende zin: ‘Mijn man en ik wilden deelnemen aan een tweedaagse Achmatova-conferentie in Moskou’ ben je als lezer niet meer zo nieuwsgierig naar de rest. Dat houterige proza is helaas een euvel waar meer bijdragen aan TSL onder lijden. Een iets gewiekstere rode pen dan de redactie nu hanteert kan veel verhelpen.
EVA COSSEE
TSL: f 9,50 (f 27,50 per jaar). Abonnementen:
Spuistraat 210, 1012 VT Amsterdam.