Waagstukken
Als het Nederlandse volk mag beslissen waar het overheidsgeld naar toe gaat, loopt het met defensie en toneel slecht af. Vierenzestig procent plaatst deze voorzieningen het laagst op zijn prioriteitenlijst. Nu de Koude Oorlog voorbij is, zal de nationale wens om minder geld in defensie te stoppen weldra worden vervuld. Wat het toneel betreft wordt Nederland al jaren op zijn wenken bediend, want de staat heeft er eigenlijk geen geld voor over, zeker niet als het om zogenaamde ad hoc produkties gaat. Begin jaren tachtig adviseerde de commissie-De Boer, die met de reorganisatie van het gesubsidieerde toneel belast was, om jaarlijks drie miljoen uit te trekken voor incidentele produkties. Tien jaar later wordt er aan alle experimenterende theatermakers te zamen nog niet eens twee miljoen subsidie uitgekeerd. Deze voor theaterliefhebbers schokkende feiten staan in Hartstocht, toeval en tegenslag. Toneelproduktie in Nederland (AHA Books, 166 p., f 29,90) van Volkskrant-toneelmedewerkster Marian Buijs. Een leuk boekje over allerlei aspecten van het theaterbedrijf waarover je in kranten, die het nieuws op de voet volgen, zelden of nooit iets leest. Wat gebeurt er tussen het moment dat regisseur Gerardjan Rijnders besluit voor dertien actrices een voorstelling te maken naar een boek over de tragische familie Bakeland en de première van deze hachelijke onderneming getiteld Bakeliet? Buijs beschrijft de ontstaangeschiedenis van zeven voorstellingen die in de periode 1987-1989 gespeeld zijn, soms tot en met de reacties in de pers, soms ook met een terugblik van de makers, als die al weer aan een nieuwe produktie begonnen zijn. Op een terloopse manier laat ze binnen deze verhalen specialisten aan het woord die de toeschouwer nooit te zien krijgt: decorontwerpers, zakelijk leiders, dramaturgen, de man van het licht en ook Nederlands enige casting-director met een vast contract bij
een gezelschap: Hans Kemna.
Uit Hartstocht, toeval en tegenslag blijkt aardig wat een krankzinnig waagstuk het is om met kunstenaars uit verschillende richtingen een vaag idee van een regisseur samen te laten smelten tot één meeslepend geheel. Als het resultaat uiteindelijk tegenvalt, is het zelfs achteraf moeilijk om vast te stellen waar er iets fout ging. Had Kees Hulst die in Cimitero Jason speelde de regie (die hij ook deed) aan een ander over moeten laten?; was het decor van Eenoog koning (van Rense Royaards) zo kolossaal dat er niet tegenop te spelen viel? Marian Buijs schrijft in haar inleiding dat zij niet de pretentie had om volledig te zijn, maar de zeven voorstellingen die zij koos, geven een heel behoorlijke dwarsdoorsnede van twee seizoenen uiterst divers Nederlands toneel. Wanneer iemand dit boekje over een paar honderd jaar toevallig terugvindt in een bibliotheek, komt hij in twee genoeglijke uurtjes een hoop te weten over het Nederlandse toneel aan het eind van de twintigste eeuw. Het moet dan verbazen te lezen hoe makers van toneel en theater met of zonder subsidie de gekste risico's namen om interessant, provocerend, ontroerend toneel te maken, terwijl een verwend en gemakzuchtig publiek maar zelden de huiselijke haard verliet om te gaan zien waar dat op uitgelopen was. Stel dat het zou tegenvallen, zeg.
SB