Ik worstel niet, ik borstel
Een Hollands drama rond de afwasborstel
De afwasborstel Een Hollands Drama door Rob Biersma Uitgever Thomas Rap, 52 p., f 12,50
Nicolaas Matsier
Terwijl de afwasmachine zachtjes zoemt, lees ik volmaakt tevreden het zo juist verschenen boekje De afwasborstel van Rob Biersma. Hoe goed ken ik al deze conflictstof: er is niets, rond het afwassen, waarover men niet op goede gronden van mening kan verschillen. De verdienste van dit kleine handboek (dat naast Biersma's geruchtmakende stuk in NRC Handelsblad een keuze bevat uit de zich weldra verzelfstandigende discussie per ingezonden brief, plús een nawoord van Biersma) is dat het de lezer een blik gunt in het peilloos gecompliceerde universum van de afwas, met zijn vele denominaties van gelovigen, sceptici en ijveraars. Het boekje draagt een uitgesproken Angelsaksisch karakter: de tevredenheid en de eloquentie waarmee velen - tong in de wang - minder getalenteerde afwassers te hulp schieten dan wel onder vuur nemen, spetten eraf.
De afwas blijkt bijna net zo'n spraakmakend onderwerp als het weer (al evenzeer een Engels-Nederlandse preoccupatie - ik zou, maar dit ter zijde, graag zien dat er eens een goede cursus ‘Conversatie over het weer’ het licht zag, liefst onder auspiciën van Teleac).
De afwas. Zelf neig ik het meest tot een Zenachtige wijze van huishouden; mijn vrouw daarentegen heeft meer van een storm. Volle boodschappentassen blijven onder haar bewind nogal eens langdurig onuitgepakt staan (het vrije verkeer in gang en keuken belemmerend), omdat er nog veel meer op komst is. Fornuis en aanrecht vormen een slagveld als zij gekookt heeft. Haar ijskast puilt uit van haar vaak zeer royale wijze van schatten van de benodigde hoeveelheden, en van wat daar dan weer van overblijft, na de maaltijd. Dit heeft natuurlijk ook zijn eigen bekoring, allemaal, zoals mijn neiging tot afgepastheid, planning en opruimen ongetwijfeld een beknellende en bij tijden tirannieke kant heeft. Ik stel er, in mijn helft van de week, dan ook een eer in pas met koken te beginnen als aanrecht en fornuis blinkend leeg zijn. Meteen na afloop van de kookvoorbereidingen streef ik, terwijl het vuur onder de pannen zijn werk doet, alweer een visuele stand van zaken na die niet langer verraadt welke inspanningen er zo juist nog hebben plaatsgevonden.
Men kan, vermoed ik, zelf wel bedenken hoe verschillend ook onze afwasopvattingen en -neigingen waren.
Ik heb, in het leven vóór de afwasmachine, altijd veel aardigheid gehad in de vaat. Maar het, naar schatting, halve uur per dag dat een afwasmachine haar gebruiker in de schoot werpt, is in het ademloze moderne gezinsleven niet te versmaden. Als moment van bezinning heb ik de afwas (zoals nogal wat briefschrijvers) in het geheel niet nodig. Het ophangen en opbergen van de was levert zulke momenten, ook ongevraagd, aan de lopende band, evenals trouwens het wat dat betreft sterk onderschatte stofzuigen.
Daarom: mijn problemen zijn het al lang niet meer; wat niet wegneemt dat ik de overtuigde afwasser natuurlijk volledig respecteer. De afwasborstel is hoe dan ook een heerlijk boek, om meerdere malen te lezen; één lezing is absoluut onvoldoende om de talloze voorgestelde oplossingen elk het volle pond te geven. Bovendien staan er vele hoogstandjes in van proeven van lyriek van de (eigen) afwas. Bijna niets is mooier dan de goed geformuleerde tevredenheid van iemand die een favoriete routine beschrijft.
Dankbaar ben ik bovendien voor een gloednieuwe tip inzake aangebrande pannen: een nachtje Biotex.
Mysterieus, zelfs fascinerend, vond ik dat vele ingezonden-brievenschrijvers hun titels vermelden: men is veelvuldig drs., prof. dr., en dr. ir. Vanwaar dat exhibitionisme? Benadrukt men zijn hobbyisme uit vrees voor huisvrouw (v/m) door te gaan? Ik ben bang dat de strijd der geslachten nog wel even voortduren zal.
Wat jammer intussen, dat ik zélf geen ingezonden brief heb geschreven, waarover dan ook. Te laat, voorgoed te laat, voor Nicolaas Matsier. Cand. class. litt.
■