Vuurwerk
Tijdens de triomftocht van The Big Room over de wereld (in ons land bracht uitgeverij De Harmonie een in Europa gedrukte editie met de Amerikaanse tekst uit) liet Herr weten dat hij een scenario schreef voor een film gebaseerd op het leven van Walter Winchell. Die film is nooit gemaakt. ‘Ik vond,’ schrijft Herr, ‘dat het scenario eigenlijk om te lezen was, iets méér dan een film, maar de producers zagen dat niet, die vonden het iets minder dan een film.’ Michael Herr schrijft dat in het voorwoord van zijn nieuwste boek, Walter Winchell. A Novel. Het is een biografie, maar het is ook fiction, het is een scenario, maar dat is het eigenlijk ook niet, het is een boek met aanwijzingen hoe de lezer de situatie, of de scènes, moet zien.
De waarheid is natuurlijk dat Herr zijn scenario niet kwijt kon. Hij had, in (schitterende) dialogen en scènes zijn Winchell geschreven en miste de moed en de lust om het om te werken tot een echte biografie, met data, feiten, plaatsen en andere exacte gegevens. Zijn ‘boek’ begint in 1943 met een lange serie korte scènes aan Table 50 in de Stork Club. Winchell praat met Hemingway, Damon Runyon, de eigenaar van de Stork, de ex-gangster Sherman Billingsley, en langzaam (terwijl de dialoog knettert als vuurwerk - Winchell is door schrijvers als Mencken en anderen bejubeld om zijn scherpe aanvullingen op het Amerikaans, een jubel die later net zo snel verdween als Winchell zelf) ontstaat er een prachtig beeld van deze engerling, die zichzelf omschreef als de uitvinder van ‘the low blow’, de slag onder de gordel. Er volgen flash backs: Winchells theatercarrière, zijn rotstreken, zijn huwelijk (hij pakte alle vrouwen die hij kon krijgen, zij raakte aan de drank), zijn zoon, die zich zo verworpen voelde door de patriot die zijn vader was dat hij na de oorlog in SS-uniform bezopen cafés afsjouwde. En eeuwig blijft de snelle dialoog, blijven de WW-teksten. Winchell, intens in de microfoon roepend: ‘...dit is uw correspondent in New York, Walter Winchell, die Mussolini even hieraan wil herinneren... just because your country is shaped like a boot doesn't mean you have to act like a heel!’
De producers die het lieten afweten, hadden geen ongelijk. Herrs Walter Winchell is een man gemaakt uit woorden, er zijn maar weinig scènes die echt dramatische spanning hebben - zoals waar de geslepen Roy Cohn Winchell zit te treiteren dat hij tóch vaak pro-Russische dingen heeft gezegd en geschreven. Dat was in de oorlog, roept Winchell. Wij onderzoeken wat je in 1947 gezegd heb, zegt Cohn, terwijl de gefrustreerde Winchell, voelend welke kant de wind opwaait, een kelner zit te koeioneren en hem broodballetjes laat oprapen die Winchell met opzet op de grond gooit.
Maar als tekst mist het boek een auteur die de opgang van Winchell vorm geeft: waarom las iedereen hem, en waarom raakte iedereen in de ban? In de jaren zestig hadden wij in Nederland hetzelfde, al was het in zakformaat. Henk van der Meyden, in De Telegraaf, werd aan de ene kant gevreten als truffel en aan de andere kant bestreden als de varkenspest, een gruwel voor de journalistiek. Aan alle kanten werd toen geprobeerd zijn perfiditeit aan te tonen, hij was een verschijnsel dat met vuur en zwaard bestreden moest worden - en tien jaar later was hij zelfs een Bekende Nederlander, en werd door anderen aanvaard als een noodzakelijk kwaad: de behoefte aan roddelpers, aan Bekende Personen was ingeburgerd en werd, naast Van der Meyden, ook door anderen ingevuld. De nationale demagogie, ook een facet aan Winchell, werd in onze mediageschiedenis uitgedragen door Willem O. Duys, die zich vierkant opstelde tegenover alle negativisme en in zijn praatshow de KLM en andere nationale
Vervolg op pagina 11