Oscar Wildes toegewijde vriend
Een biografie over Robert Ross (1869-1918)
Wilde's devoted friend A Life of Robert Ross door Maureen Borland Uitgever: Lennard Publishing, 319 p., f 65,50 Importeur Nilsson & Lamm
Martin Koomen
Ha! Eindelijk rechtvaardigheid! Een biografie van Robert Ross!
Van Robert wie?
Robert Baldwin (‘Robbie’) Ross (1869-1918) was de in Canada geboren doch in Europa opgegroeide zoon van een hoge bestuursambtenaar, die zelf in Engeland enige bekendheid verwierf als kunstkenner en -criticus. Deze connaisseur verkoos het werk van traditionele Engelse grafische kunstenaars als Charles Shannon en Sir William Nicholson boven de voortbrengselen van Cézanne en Matisse. Hier mag het nageslacht glimlachen, al dan niet vertederd, maar het is óók waar dat het ijveren van Ross heeft bijgedragen aan de faam van Aubrey Beardsley, Max Beerbohm en Roger Fry.
Een verdienstelijk man dus, deze Ross, en bovendien (dat is al veel zeldzamer) zijn levenlang een áárdige man. Zo werd een oude dame die tijdens een luchtalarm in het Londen van de Eerste Wereldoorlog, verlamd van angst en verwarring ergens op een trottoir bleef staan, door Ross naar een schuilplaats geleid, waarbij hij haar niet alleen zijn arm maar bovendien de bescherming van zijn geopende en omhooggestoken paraplu bood.
Intussen, zoals de titel van Ross' biografie al verraadt: de werkelijke reden waarom zijn leven nu in een academische pil beschreven wordt, zit natuurlijk in 's mans vriendschap met Oscar Wilde. En diezelfde vriendschap wettigt de hier in het begin geslaakte zucht van verlichting. Immers: alle hoofdrolspelers en de meeste bijrolspelers in het drama van Oscar Wilde hebben zo langzamerhand hun biografie (Wilde zelf heeft er vele tientallen), dus Ross moest ook zijn beurt krijgen. De ware liefhebber krijgt er nooit genoeg van over deze onvergankelijke geschiedenis te lezen, juist omdat elke nieuwe belichting andere nuances onthult. Het is alsof je de historie van Roodkapje kunt bestuderen door het lezen van zo'n tweehonderd biografieën, waarvan ettelijke de boze wolf als hoofdpersoon hebben en drie of vier de grootmoeder en waarbij er zelfs over de jager enkele doorwrochte studies in het licht zijn gegeven.
In de Wildeologie geldt Robert Ross eerst en vooral als de man die Wilde in het homoseksuele verkeer heeft ingewijd. Dat zou in 1886 zijn gebeurd; Ross was toen een zeventienjarige jongeman en Wilde een dertiger wiens huwelijk hem allang verveelde. Ross' biografe echter, acht voor dit verhaal geen bewijzen aanwezig: ‘Het loutere feit dat een bewering veelvuldig wordt herhaald bevestigt nog niet haar geloofwaardigheid,’ schrijft mevrouw Borland korzelig. Daarbij gaat ze er maar stilzwijgend aan voorbij dat het Ross' eigen vrienden en medestanders zijn geweest die de ‘bewering’ lanceerden: Reggie Turner en Arthur Ransome. De eerste baseerde zich op Wilde, de tweede op Ross.
De kwestie is iets belangrijker dan ze op het eerste gezicht lijkt, al was het maar doordat Borlands houding op dit punt laat zien dat zij onverkort de zijde heeft gekozen van Robert Ross, die nu eenmaal na Wildes dood het middelpunt is geworden (en uiteindelijk zelfs het slachtoffer) van een eindeloos geruzie en getouwtrek. Zoals Lilian Hellman het eens uitdrukte: niemand buiten een kinderwagen of een rechtbank gelooft in de mogelijkheid van een onbevooroordeelde blik, maar dat neemt niet weg dat een biograaf er wel naar hoort te streven.
Eigenlijk al direct na Wildes veroordeling in 1895 tot twee jaar gevangenisstraf met dwangarbeid wegens ‘grove ontucht’ met personen van zijn eigen geslacht, begon in de kring van zijn vrienden en discipelen de tweespalt te woekeren. Terwijl Wilde touw uiteenploos in een kale cel, deed de trouwe Ross alles wat hij kon om zijn lot te verlichten en een betere toekomst voor zijn vriend mogelijk te maken. Dat laatste betekende voor Ross óók dat Lord Alfred Douglas uit Wildes leven zou moeten verdwijnen.
Deze Douglas was allereerst een welgeschapen jongeman van aristocratische geboorte, en dus onweerstaanbaar voor de ongeneeslijke snob Oscar Wilde. Hij was voorts een ontembare heethoofd, een volstrekt onmogelijke intrigant en een matig begaafd dichter. En tenslotte was hij dan nog de man die Wilde ertoe aandreef een proces wegens smaad te beginnen, een noodlottige zet die dan ook onafwendbaar tot Wildes val heeft geleid en eigenlijk ook tot diens vroege dood in 1900.