Mels de Jong
‘Schrijven is niet verhalen vertellen. Het is het tegenovergestelde van verhalen vertellen. Het is alles tegelijk vertellen. Het is een verhaal en de afwezigheid van dat verhaal vertellen. Het is een verhaal vertellen dat niet aan zijn afwezigheid ontkomt.’ Zo definieert Marguerite Duras in Het materiële leven het, of liever gezegd haar, schrijverschap. Iemand die wel letterlijk, dat wil zeggen in concrete zin, een verhaal vertelt is geen schrijver, maar een journalist, vindt zij. De functie van zo'n verhaal is afleiding, verstrooiing. Je leest het zoals je naar een film of naar de tv kijkt.
Het zal ongetwijfeld deze opvatting van schrijven zijn, die maakt dat haar boeken over het algemeen als ‘moeilijk’ worden ervaren. Duras heeft daar geen problemen mee. In hetzelfde boek zegt zij tenminste: ‘L'homme atlantique is erg moeilijk, maar het is zo mooi dat het niet moeilijk is. Zelfs als je het niet begrijpt. Die boeken zijn trouwens niet te begrijpen. Dat is niet het juiste woord. Het gaat om een persoonlijke verstandhouding tussen het boek en de lezer. Je klaagt en je huilt, samen.’ Aan haar woordgebruik kan de moeilijkheid in ieder geval niet liggen, want dat is eenvoudig genoeg. Waar de lezer wel problemen mee heeft, even aangenomen dat de verstandhouding niet onmiddellijk is ontstaan, is het ontbreken van helderheid. Als je voortdurend datgene wat je zegt nog in dezelfde zin ontkent, alles als het ware tegen elkaar wegstreept zodat er in feite niets overblijft, verwijder je je van elke concreetheid en schep je een sfeer van onwezenlijkheid. En dat is precies waardoor elke tekst van Duras zich kenmerkt.
De verstandhouding tussen boek en lezer die zij wil scheppen berust niet op een rationeel begrijpen, maar op een aanvoelen, op een overdracht van emoties. Kussen door een rag van woorden, heet een vroege dichtbundel van W.F. Hermans en mooier kan het nauwelijks gezegd worden. Taal is onontbeerlijk als hulpmiddel bij de menselijke communicatie, maar schiet door zijn inherente logica te kort als het gaat om het overdragen van gevoelens. Er is kennelijk sprake van twee verschillende domeinen. Het domein van het gevoel kan niet eenvoudig worden beschreven, maar moet worden aangeduid, met ‘een rag van woorden’. Het is natuurlijk niet iets dat door Duras is bedacht. De hele romantische literatuur en natuurlijk ook de dichtkunst hebben te maken met dit ‘vertaalprobleem’, maar hier heerst toch nog, zou je kunnen zeggen, de macht van het woord, een macht die door Duras juist voortdurend wordt afgebroken. De principiële ontoereikendheid van de taal om het domein van het gevoel weer te geven, is voor Duras het fundament van haar schrijverschap. In een recent interview in het helemaal aan haar gewijde juninummer van Magazine Lettéraire zegt zij: ‘Ik denk dat je pas echt schrijft als je niet meer denkt dat je schrijft, als je niet meer geheel en al meester bent over datgene wat je doet. (...) Pas wanneer ik me laat gaan gebeurt er iets.’
ZOMERREGEN
door Marguerite Duras
Vertaling Jan Versteeg
Uitgever Van Gennep, 117 p., f 24,50
jean mascolo/sygma/abc
Deze instelling heeft geleid tot een aantal even prachtige als raadselachtige romans, waarbij het vooral Le ravissement de Lol V. Stein is die kan worden opgevat als sleutel tot Duras' persoonlijkheid. Veel auteurs hebben aan deze roman, waarin een jonge vrouw tijdens een bal, dus ten overstaan van een groot publiek, door haar verloofde in de steek wordt gelaten voor een andere vrouw, studies gewijd. De psychoanalyticus Jacques Lacan ziet in dit boek een ongewilde illustratie van zijn leer en Julia Kristeva gebruikt het in Soleil noir om aan te geven hoe een depressieve gemoedsgesteldheid ‘in de praktijk’ werkt.
Sinds L'amant, de autobiografische roman waarmee Duras in 1984 de Prix Goncourt won, weten we dat de traumatische ervaring van Lol V. Stein - het in de steek gelaten worden - waarschijnlijk kan worden herleid tot een eigen ervaring. Op het sterfbed van haar moeder heeft deze laatste slechts één wens: dat Marguerites oudste broer geroepen wordt. De oudste broer, het zwarte schaap uit de familie, een speler die al het geld van de familie vergokt, die ervoor zorgt dat het testament van de moeder in zijn voordeel wordt gewijzigd, die na de oorlog, als hij gezocht wordt wegens collaboratie, onderduikt bij zijn zus Marguerite, de verzetsstrijdster, en er vervolgens met al haar spaargeld vandoor gaat. Niettemin zorgt Marguerite ervoor dat deze laatste wens wordt ingewilligd en is er vervolgens getuige van hoe haar moeder sterft in zijn armen, haar definitief buitensluitend.
In Het materiële leven zegt Duras, misschien ten overvloede, dat alle vrouwen in haar boeken voortkomen uit Lol V. Stein. ‘Ze zijn heel bang, ze worden angstig van straten, pleinen, ze verwachten niet dat het geluk voor hen is weggelegd.’
Het in de steek gelaten worden door de moeder is niet meer dan de bevestiging van een scheidingsangst die ligt besloten in het levensgevoel van Marguerite Duras. Volgens Kristeva vormt het oertrauma van de geboorte de grondslag voor de melancholische persoonlijkheid. In het al eerder aangehaalde Soleil noir schrijft zij: ‘Het kindkoninkje wordt onherstelbaar verdrietig nog voordat het zijn eerste woorden heeft geuit: dat komt doordat hij zonder kans op terugkeer op een wanhopige wijze van zijn moeder wordt gescheiden, een scheiding die hem ertoe aanzet haar, evenals de andere liefdesobjecten, terug te vinden. Aanvankelijk in zijn verbeelding, en vervolgens in de taal.’ Het is een thema dat op talloze wijzen gevarieerd is terug te vinden in het werk van Duras, en dat ook in interviews met haar altijd een voorname plaats inneemt. Geluk bestaat niet, omdat de paradijselijke eenheid met een ander zoals die voor de geboorte bestond, nooit zal worden teruggevonden. Elke relatie met een geliefde draagt het echec, de scheiding, al in zich. En scheiding is voor haar synoniem met dood. In Het materiële leven zegt zij: ‘Wat we missen is een God. Het zwarte gat waarvan we ons op een dag in onze puberteit bewust zijn geworden is door niets ongedaan te maken. Drank bestaat om het grote gat van het heelal te kunnen verdragen. (...) Drank biedt geen troost, zorgt niet voor een psychologische invulling van de mens, drank vervangt slechts het gemis aan een god.’
Van dit hulpmiddel dat alcohol zou zijn heeft Duras in haar fundamentele pessimisme een overvloedig gebruik gemaakt. Haar leven, zeker in de latere jaren, wordt gekenmerkt door alcoholisme, ontwenningskuren, delirium tremens zelfs, en langdurige ziekenhuisopnames. In 1989 duurde zo'n opname negen maanden, waarvan er vijf werden doorgebracht in comateuze toestand. De aard van dit coma is niet duidelijk. Zij zegt zich niets over deze periode te herinneren, dat spreekt voor zich, maar dat
Vervolg op pagina 4