Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Jan Fred van WijnenUitgeverij Veen/Luitingh-Sijthoff/Kosmos/Contact maakt plannen om van Utrecht naar Amsterdam te verhuizen. Niet met alle onderdelen, alleen met de literaire Veen-imprints. ‘Want literaire uitgevers,’ verklaart directeur Bert de Groot, ‘hebben nu eenmaal een zekere neiging om naar de culturele hoofdstad van Nederland te trekken’. Misschien laat ook Veen zich wel leiden door de nooit bewezen stelling dat recensenten minder oog hebben voor uitgevers in de provincie dan voor uitgevers die zich tussen de Amsterdamse pers hebben gevestigd (want in de hoofdstad worden nog steeds de meeste kranten gemaakt). Maar dat is louter speculatie, want De Groot wil niets loslaten over zijn motieven. Hij is namelijk nog in gesprek met zijn personeel over de grote stap van de Utrechtse Oudegracht naar een Amsterdamse gracht. Van de uitgeversgroep zit nu alleen Contact in de hoofdstad; Sijthoff zat er tot vorig jaar.
Cachet is een tijdschrift voor mensen die zich een credit card van Visa hebben aangeschaft, of een rekening hebben lopen bij de Verenigde Spaarbank. Het is een sponsored magazine, wat betekent dat er geen gewone verhalen in staan, maar alleen informatie die het gemeenschappelijk belang van de Spaarbank, Visa, de kaarthouders en de adverteerders dient - net zoals Expression, van de credit card-firma American Express, en Safe, van het beleggingsfonds Robeco. Via Cachet kunnen de lezers zich van alles laten opsturen, waarna het verschuldigde bedrag soepel en zonder omkijken van de rekening wordt afgeschreven. Deze service heet Tender Sender (dat is Engels, en betekent zoiets als Knus in de Brievenbus), en is van het gelijknamige advertentiebedrijf, dat in elk nummer van Cachet zo'n acht pagina's heeft. De nieuwste actie van Tender Sender is als volgt: voor de gewone winkelprijs kunnen Visa-kaarthouders de boeken van de zes genomineerden voor de AKO-literatuurprijs 1990 bestellen, maar voor vijfentwintig gulden meer kunnen ze het boek van de winnaar Louis Ferron (Karelische nachten) krijgen met een ‘authentieke signatuur’ (een handtekening) en een door Ferron geschreven opdracht van hun eigen keuze - van maximaal acht woorden. Die opdracht moeten ze invullen op een daarvoor bestemde regel op het bestelformulier. Het is een markt, zegt Desirée van der Waarden, directie-assistente van Tender Sender, ‘waarvan we nog niet weten of die ook inderdaad bestaat.’ Daarom wordt er rekening gehouden met ‘hooguit vijfhonderd exemplaren’. Het idee is van de commerciële leiding van het bedrijf, en Ferron wilde graag meedoen omdat het hem ‘goede reclame’ leek.
Zo'n actie van Tender Sender is bedoeld voor mensen die het gemakkelijk vinden om per postorder een boek te bestellen, en daar, wegens de onwennigheid, met een ‘opdrachtexemplaar’ even voor moeten worden aangemoedigd. Het onbedoelde gevolg is inflatie van de bibliofilia. Boekhandel De Slegte in Amsterdam, bijvoorbeeld, biedt nu een verzameling van 250 opdrachtexemplaren te koop aan (Louis Paul Boon, Harry Mulisch, Gerard Reve, Heinrich Böll, Elias Canetti, Jerzy Kosinski, een boek over Oskar Kokoschka met gesigneerde opdracht van Kokoschka zelf). Die heeft De Slegte zojuist gekocht van Gert Jan Hemmink (van de Stichting AMO), drukker van bibliofiele uitgaven. Dat wordt dus opletten, als er weer een gesigneerd boek van Louis Ferron tussen de aanbiedingen zit.
Een maand na verschijning is het nog steeds onbekend wie de roofdruk heeft gemaakt van de dagboeken van Max de Jong, maar het net lijkt zich nauwer te sluiten om de Utrechtse schrijver/journalist Hans van Straten, die steeds elke persoonlijke betrokkenheid heeft ontkend. In vier delen (en een aanhangsel met verzen uit het Utrechtse studentenblad Vivos Voco) publiceerde een onbekende drukker de dagboeken waarvan de erven-Max de Jong meenden dat ze veilig in het Letterkundig Museum lagen opgeborgen. Dat was ook zo, maar er was ook nog tenminste één kopie in omloop. De dagboeken lagen namelijk sinds 1974 in het museum. Voordien waren ze in huis bij Hans van Straten, die goed bevriend was geweest met Max de Jong. Toen Van Straten in het literaire tijdschrift Tirade fragmenten publiceerde uit de dagboeken, eiste de zus van Max de Jong, L. Bool-de Jong, de nalatenschap op en bracht die naar het Letterkundig Museum. Bijna tien jaar hielden de Max de Jong-bibliofielen zich stil, maar in de jaren tachtig doken opeens roofdrukken van zijn werk op, en bijna allemaal kwamen ze uit Utrecht: Aan zee in 1983, Droomrit in 1984, Gevonden Gedichten in 1985 en De Knobbelzwaan in 1987. Maar het pièce de résistance, de achthonderd pagina's van het dagboek, had nog niemand aangedurfd. Het was gewoon te veel. In 1980 werden de eerste liefhebbers al benaderd met de vraag of ze eventueel interesse zouden hebben, en toen na enige jaren de eenenvijftig meest doorgewinterde Max de Jong-adepten ja hadden gezegd, begon de produktie (er is, volgens ingewijden, een geheime, georganiseerde Max de Jong-gemeenschap, waar geen ledenlijst van bestaat). Een maand geleden kregen ze allemaal een telefoontje dat er kon worden geleverd, en toen waren er, naar verluidt, nog vijfenveertig mensen die ze wilden hebben (f 100 voor de losse vellen, voor wie het zelf wilde inbinden, en f 150 voor een gebonden serie). Niemand wil er voor uitkomen ze te hebben. Lisette Lewin, die ze recenseerde in NRC Handelsblad, had ze ‘geleend’ en Hans van Straten verklaarde dat er ‘zomaar’ een in zijn brievenbus was gevallen. Eén Amsterdamse uitgever, die aanvankelijk wel bekend wil maken dat hij ze heeft (hij vindt ook dat zijn uitgeverij er meer recht op heeft om de legale editie te publiceren dan uitgeverij Van Oorschot, die dat recht opeist sinds wijlen Geert van Oorschot in 1971 de uitgave iets te voorbarig aankondigde), smeekt later om het niet bekend te maken, omdat hij anders van heling kan worden beticht. Hij zegt ook niet te weten van wie ze afkomstig zijn, maar heeft ze niettemin op voorintekening gekregen. Toch is het bibliofiele experts al opgevallen dat de boekjes op precies dezelfde wijze zijn uitgegeven als de ‘sjaalman-cahiers’ en het ‘klein literair museum’ van de Utrechtse Sjaalmanpers. Dat was een uitgeverijtje van bibliofiele uitgaven dat enkele jaren door Hans van Straten en zijn compagnon Jan Praas werd geleid. De Sjaalman-uitgaven zowel als de Max de Jong-dagboeken zijn niet gedrukt op een pers, maar geprint door een 34-36 naaldprinter, aldus ingewijden, en alle boekjes hebben een nummer op de laatste pagina. Die nummers zijn er om het circuit gesloten te houden. De drukker geregistreert welke intekenaar welk nummer heeft gekregen, en als ooit zo'n boekje in, bijvoorbeeld, een antiquariaat wordt aangetroffen, komt de voormalige bezitter op een lijst van mensen die nooit meer iets krijgen. Jan Praas erkent dat er een overeenkomst is tussen de uitgaven, maar verklaart dat hij onvoldoende vakman is om te weten wat ‘34-36 naaldprinter’ betekent. Hij ‘zweert’ dat de Sjaalmanpers noch hijzelf de Max de Jong-roofdruk heeft gemaakt. Hij heeft de dagboeken zelfs niet gezien.
In de zware strijd van kleine, beginnende uitgevers, om een plaats te veroveren tussen de grote gevestigde namen, kan het wel eens helpen om een opvallende naam te kiezen. Tjibbe Joustra, romanschrijver uit Hengelo, begon twee jaar geleden met uitgeverij Parompompom. Zijn eerste uitgave was zijn eigen eerste roman IJslollie, waarna hij een wat moeilijk definieerbare serie met een al even opvallende naam opzette: De Hoerekast van Jansen. Daarin verschenen tot nu toe twee delen: Gevecht van een openslaand raam tegen de straat, 16 pagina's gedichten van de Hengelose dichters Zuzie de Boer, Sanne Kiet en Ok Staal, en een boekje van 8 pagina's met alleen maar tekeningen van de Nijmeegse kunstenares Jet van Rijsbergen. Het kost Joustra nogal wat moeite om de boekhandel te bereiken; tot nu toe verkoopt hij zijn boeken per post, en adverteren zit er ook nog niet in. Binnenkort verschijnt het vierde boek - zijn eigen tweede roman - Zuzie en de eeuwigdurende zondagmiddagen. Zuzie slaat niet op de eerdergenoemde dichteres, het staat er ‘om de alliteratie’. |
|